De columns over het vaderschap die ik van 1998 tot en met 2002 schreef voor het Leidsch Dagblad en de Gooi en Eemlander zijn gebundeld in twee, nog slechts tweedehands verkrijgbare, boeken: ‘Pretvaderen’ (uitgeverij Karakter) en ‘Pretvaderen, het opgroeiboek voor mannen’ (uitgave HDCmedia). Op deze pagina doe ik geregeld een willekeurige greep uit beide collector’s items.
Categorie: Boeken (Pagina 1 van 2)
Het is de één na laatste dag van zijn voorjaarsvakantie en die ochtend heb ik hem – na een hele reeks instructies om zich voorbeeldig te gedragen – een paar uur meegenomen naar mijn werk. Daarna hebben we eenvoudig doch voedzaam gegeten bij McDonald’s, de toeristische route terug naar huis genomen en, in die ontspannen sfeer van mannen onder mekaar, zijn we in de showroom van de garage beland. Instructies voor mijn zoon (5) – van wie je de software voor elke nieuwe ervaring in zijn leven apart moet programmeren – zijn er bij ingeschoten.
Niks zo beangstigend leeg en beklemmend stil als de hal van een basisschool voor het begin van het tienminutengesprek. Voor de deur van groep zeven staan twee stoeltjes en een laag tafeltje, waarop een intimiderende stapel lesmateriaal ligt uitgespreid. Mijn tweede stoeltje blijft leeg. ‘Dringende vergadering’, had mijn eega zich, met de handen verontschuldigend in de lucht, bij mij geëxcuseerd. Daar moet je als man eens mee aankomen. Dan krijg je een week lang te horen welke marginale rol je speelt in de opvoeding van je bloedeigen kinderen.
De pogingen van opa om zijn kleinzoon op de camping de kunst van het fietsen zonder zijwielen bij te brengen, wekt vertedering bij hen die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Want het zouden natuurlijk gewoon enthousiaste aanmoedigingen kunnen zijn, die over en weer worden gebezigd.
Opa (65): “Trappen, bord soep!”
Kleinzoon (net 4): “Hou me vast, slome!”
Van sommige levensvragen had je niet kunnen bedenken dat ze ooit je pad zouden kruisen. Zo worstel ik momenteel met de volgende kwestie: hoeveel maanden na het zindelijk worden van mijn zoon krijgt hij de volgende uitdaging, de edele kunst van het staand plassen, onder de knie? Met opzet spreek ik van edele kunst, want ten onrechte proberen gemeentebesturen en organen belast met de openbare orde het rechtstandig urineren te associëren met wild plassen, om het daarmee in een kwaad daglicht te stellen.
Een paar meter verderop, achter net zo’n lelijke plaid, zit iemand die al vanaf de middelbare school mijn vriend is. Samen brachten we veel te veel tijd door in een plaatselijke schenkerij, reden op lelijke brommers en luisterden wezenloos naar ‘Wish you were here’ van Pink Floyd. Nu vinden we onszelf terug op de kinderrommelmarkt in ons dorp, met een zeer divers aanbod aan prullaria.
Bij ons in het rijtje zijn de gezinnen wel zo’n beetje compleet, dus was sterilisatie hét gespreksonderwerp tijdens de tienjaarlijkse buurtbarbecue. ,,Ben jij ook al gestript?’’, vroeg een buurman van een paar huizen verderop, met wie ik het afgelopen decennium louter goedemorgens en goedenavonds had gewisseld. Ik keek naar de in aluminiumfolie gewikkelde zalmmoot die ik juist op het rooster wilde leggen en opperde de veronderstelling dat het beest al door de plaatselijke visspecialist van zijn graten was ontdaan. Maar dat bedoelde hij niet. Gestript. Gepeld. Geholpen. Het was een fluitje van een cent, zo’n ingreep. ,,Het voelt twee dagen alsof je een schop in het kruis hebt gehad, maar dan ben je ook weer het ventje. En je vrouw ook.’’
Vanaf mijn plek achter de ontbijttafel zie ik de buurman aankomen. Hij loopt wat voorover gebogen, met sjokkende tred en houdt pal voor ons raam stil. Dan haalt hij zijn kunstgebit uit zijn mond, likt een etensrestje van het gehemelteplaatje en stopt het dan weer in zijn mond. Als ik m’n bordje muesli van me af schuif (wegens even geen trek), vervolgt hij doodgemoedereerd zijn weg.
Het is verder een keurig gezin, de kinderen steken altijd goed in de kleren en proper op het lichaam zijn ze ook. Maar dat schijnt nu juist het ideale klimaat te zijn voor de Pediculus Humanis Capitis, beter bekend als hoofdluis. Een beetje verwilderd komt mijn zus veel later dan normaal binnenvallen op de wekelijkse zondagochtend-koffiesessie bij mijn ouders. Haar man en oudste dochter zijn thuisgebleven, ze wordt alleen vergezeld door haar zoontje. ,,Charlotte (de naam is om privacy-redenen gefingeerd) heeft luizen”, valt ze maar meteen met de deur in huis. We nemen wat meer afstand en maken de geschokte geluiden die onder deze omstandigheden van ons worden verwacht. Een enkeling krabt zich onwillekeurig even op het achterhoofd.