Het is verder een keurig gezin, de kinderen steken altijd goed in de kleren en proper op het lichaam zijn ze ook. Maar dat schijnt nu juist het ideale klimaat te zijn voor de Pediculus Humanis Capitis, beter bekend als hoofdluis. Een beetje verwilderd komt mijn zus veel later dan normaal binnenvallen op de wekelijkse zondagochtend-koffiesessie bij mijn ouders. Haar man en oudste dochter zijn thuisgebleven, ze wordt alleen vergezeld door haar zoontje. ,,Charlotte (de naam is om privacy-redenen gefingeerd) heeft luizen”, valt ze maar meteen met de deur in huis. We nemen wat meer afstand en maken de geschokte geluiden die onder deze omstandigheden van ons worden verwacht. Een enkeling krabt zich onwillekeurig even op het achterhoofd.
Van het lange zwarte haar van het slachtoffer hangt altijd een pluk los voor haar ogen en daar zag mijn zus zaterdagmorgen zo’n ongevleugelde parasiet op kruipen. Zorgvuldig kammen toverde nog eens vier van die beestjes tevoorschijn. Vanaf dat moment is de familie bijna vierentwintig uur in touw geweest: met het uitwassen van alle kleren, het beddengoed en de knuffels. Kostbare kledingstukken die met een handwasje lauwwarm moeten worden gereinigd, verdwijnen in blinde paniek in de kookwas. Onvervangbare speelgoedberen van een halve meter groot komen op sleutelhangerformaat uit de droogtrommel. Jassen en ander incourant spul gaan in vuilniszakken, die worden dichtgebonden alsof er radioactief materiaal uit een kerncentrale in wordt opgeslagen. Veertien dagen moeten ze hierin blijven, in die tijd moet de hoofdluis de hongerdood zijn gestorven. Bij buren (het is verder ook een keurige wijk, maar er zijn eerdere slachtoffers van de Pediculus Humanis Capitis bekend) worden spuitbussen, stofkammen en alle-leven-dodende-shampoos geleend.
De hoofdluis is één van de luizensoorten waarvan de monddelen speciaal zijn gevormd om bloed te zuigen. Het kleine, vleugelloze insect heeft een afgeplat lichaam van ongeveer drie millimeter, met aan het uiteinde van elke poot een klauw waarmee hij zich vastklampt aan het haar van zijn gastheer of -vrouw. De vrouwtjes leggen een paar keer per dag wittige eieren, neten genaamd, en plakken deze aan het haar vast met een kleverige stof. Ze zien eruit als kleine, witte pitjes. Na ongeveer een week komen de eieren uit. Luizenbeten laten rode, irriterende vlekken achter op de hoofdhuid.
Deze informatie komt uit de encyclopedie Encarta 1999, maar daar stond verder niets in wat ik gistermorgen nog niet had gehoord. Het is verbazingwekkend hoeveel kennis er van een parasietensoort gebundeld is op een eenvoudige koffievisite. Alle aanwezigen hebben kinderen en vooral basisscholen blijken een perfecte broedplaats voor al het ongedierte dat zich door lichamelijk contact en contact tussen kledingstukken (kapstokken!, staat met een uitroepteken in de Encarta) makkelijk laat overbrengen. Mijn vader weet nog te vertellen hoe zijn moeder de twaalf (!) kinderen in de oorlogsjaren op een wit laken zette, en met een luizenkam het ongedierte tevoorschijn haalde. Hij herinnert zich nog het geluid als ze met haar nagels de diertjes doormidden kneep.
De chips en de schaal met stokbrood blijven verder onaangeroerd nadat mijn zus (die van de hoofdluis) er gedachteloos haar hand in heeft gestoken en er wat van naar haar mond heeft gebracht. Mijn oudste nichtje, dat hypergevoelig is voor alles wat vliegt, kruipt en een angel heeft, kijkt haar tante al enige tijd met afschuw aan en verdwijnt onopgemerkt uit de kamer. Mijn oudste zus steekt ondertussen een tirade af over ouders die hun kinderen niet op hoofdluis controleren en deze besmettingshaarden zonder scrupules naar school blijven sturen. Ze weet van een school (‘ergens in Velserbroek, geloof ik’) waar behalve de lees- en de schrijfmoeder inmiddels ook de luizenmoeder is geïntroduceerd. Eens in de twee weken neemt deze de populatie van een bepaalde klas onder handen.
Van een bevriende apotheker-met-schoolgaande-kinderen heeft zij het merk van een speciale lotion gekregen; de enige die helpt. Het spul dat haar zus zaterdag van de buren heeft geleend, is zo goed als waardeloos, vertrouwt zij haar bemoedigend toe. Aangedaan verdwijnt de zus naar huis. De wastrommel moet nog een keer of vijf worden gevuld en als ze ergens een vlammenwerper kan vinden wordt al het nog resterende leven in de kinderkamers daarmee uitgeroeid.
Haar zoontje blijft bij mijn ouders achter, om nog wat met zijn neefjes en nichtjes te spelen. Zonder dat hij het merkt verzamelen de ouders hun kroost om zich heen, om de afstand met hem wat groter te maken. Op zijn fietsje rijdt hij even later met ons mee naar zijn ouderlijk huis, waar we hem aan het begin van de straat afzetten.
Het is verder een keurig gezin.
Maar we maken dat we wegkomen.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.