nice_jokeEr zijn maar weinig dingen die de stemming bij ons aan tafel zo kunnen veranderen, als het door mijn zoon op montere toon uitgesproken ‘Ik weet nog een mop’. Maar de enige die hardop ‘Nee hè!’ zegt, is mijn dochter. Als ouder heb je geleerd je kind niet te ontmoedigen. “De juffrouw op school vraagt aan Marietje wat ze later wil worden”, leest mijn jongste nazaat (8) voor uit de Donald Duck. “‘Ik wil man…’ – wat staat hier mam?”.

“Laat maar”, zegt mijn dochter (12).

Mijn vrouw buigt zich voorover om het te lezen en zegt: ‘mannequin’ (niets is dodelijker dan een mop die onderbroken wordt).

“…Mannekèn worden”, vervolgt mijn zoon onverstoorbaar. “‘Maar als je daar nou te lelijk voor bent?’, vraagt de juffrouw. Zegt het meisje: ‘Dan kan ik altijd nog schooljuf worden’.”

Doodse stilte aan tafel.

Dan, mijn zoon, vertwijfeld: “Dat is toch geen mop?”

Mijn dochter: “Laat maar.”

Een mop vertellen, is een kunst die maar weinigen beheersen. Een mop voorlezen – goed voorlezen – is zo mogelijk nog moeilijker. Het is een slechte gewoonte, maar bij het ontbijt en bij de lunch wil ik nog wel eens met de krant voor m’n neus zitten. Dat legitimeert voor mijn dochter dat ze haar boek en voor mijn zoon dat hij de Donald Duck pakt. Op gezette tijden is in dit vrolijke weekblad Oom Donald’s Moppentrommel opgenomen. Waarschijnlijk omdat hij van mij heeft dat hij graag de lachers op zijn hand krijgt, wil mijn zoon die moppen met ons delen. De Donald Duck tijdens het eten van hem afnemen, is daar geen probaat middel tegen. Moppen staan ook op de pakken hagelslag en op de wikkels van de chocopasta.

“Ik weet nog een mop!”

“Nee hè!”

“Een voetballer staat na de wedstrijd met een paraplu onder de douche. ‘Waarom doe je dat?’, vraagt een teamgenoot. ‘Ik ben mijn handdoek vergeten’.”

Doodse stilte.

“Hij wil niet nat worden. Dan hoeft hij zich ook niet af te drogen”, leg ik uit.

“Niet nat worden?”

“Laat maar”, zegt mijn dochter.

Ongeveer tien procent van de moppen heeft hij meteen door. Dertig procent na enige uitleg en hierna vallen we in de categorie die bij mijn dochter onder de noemer ‘Laat maar’ wordt gerangschikt. Niets is zo dodelijk voor een mop, als een uitleg, tenslotte. Maar in de regel geven we het niet op. Toen hij in de vakantie een mop voorlas over twee konijnen die vluchtten voor een roedel wolven, daarna in hun holletje overlegden wat ze moesten doen (‘via de achteruitgang er vandoor gaan, of net zo lang in het hol blijven totdat we in de meerderheid zijn’) trof het bijzonder dat één van onze reisgenoten in een vorig leven boswachter was. Als iemand zonder kinderen had hij ook nog de energie en de tijd om de voortplantingscyclus van konijnen met mijn zoon door te nemen.

Lastig zijn ook de raadsels. “Het vliegt en het is verlegen?”, vraagt mijn zoon.

Wij hebben echt geen idee.

“Een roodborstje!”, lacht hij. Eindelijk eentje die hij snapt.

Doodse stilte.

Mijn vrouw buigt zich ook even over de Donald Duck. “Een roodblósje”, staat er.

“Een roodblósje?”

“Laat maar”, zegt mijn dochter.

De moppentrommel van Donald Duck, de achterkant van de hagelslag en de wikkel van de chocoladepasta bevatten in de regel moppen die onder de noemer politiek correct kunnen worden geschaard. Maar ik houd mijn hart vast voor de vrouwonvriendelijke, racistische en anderszins maatschappelijk onverantwoorde versies die hij straks van het schoolplein mee naar huis neemt en die ik vervolgens kan gaan uitleggen. Af en toe scheert er zelfs in de Donald Duck al eentje over de rand.

“Ik weet nog een mop”, zegt mijn zoon.

“Nee hè!”

“Drie boeren zitten in een kroeg. De eerste boer zegt: ‘Weet je wat mijn koe kan? Hij kan het gras maaien.’ Zegt de tweede: ‘Ach, dat is nog niks. Mijn schaap kan z’n eigen truitjes breien.’ Waarop de derde zegt: ‘Dat stelt ook niets voor. Ik heb een varken dat het huishouden doet’.”

Doodse stilte.

“Met dat varken bedoelt die boer natuurlijk zijn vrouw”, verklaar ik.

“O”, zegt mijn zoon.

“Wat is dat nu voor onzin? Waarom ‘natuurlijk’ zijn vrouw? Waarom kan hij niet gewoon zijn varken bedoelen?”, vraagt mijn vrouw.

“Laat maar”, zeg ik.

 

Uit de krant van 16 augustus 2004