UnknownWe schrijven eind april, het schooljaar zit er zo’n beetje op, mag ik afleiden uit de verbale pikzwaaierij waarmee in ons gezin de avondmaaltijd doorgaans wordt begeleid. Zoon: ,,Ik heb dinsdag de hele dag vrij.” Dochter: ,,Ik donderdag en vrijdag.” Zoon: ,,Daarna heb ik projectweek, met alleen maar excursies, nog een meivakantie, een paar weken aanlummelen en dan grote vakantie.” Dochter: ,,Je zou kunnen zeggen dat ik woensdag mijn laatste lesuur ooit heb, op de middelbare school.”

Uit voorgaande jaren herinner ik me nog wel wat politieke commotie over het halen van de 1040 lesurennorm in het onderwijs, maar dat probleem heeft zich – buiten mijn blikveld – kennelijk opgelost als een wolk vulkaanas. De leerplicht hang ergens als een vrijblijvend kader boven het dagritme van onze nazaten, hun rooster lijkt net zo bindend als belastingregels op de Kaaimaneilanden.

Het volgen van vijf of zes vakken op een dag, in een tijdsbestek van ruwweg 08.30 tot 15.00 uur is kennelijk tot controversieel onderwerp verklaard. En gebroken weken met Koninginnedag, 5 mei, een meivakantie, Tweede Pinksterdag en Hemelvaartsdag maken het er ook niet beter op.

Rust en regelmaat, daar moet ik het op mijn leeftijd van hebben. Reinheid is mooi meegenomen, maar moet niet worden overdreven. Als ik ’s morgens mijn belangwekkende steentje bijdraag aan het op gang helpen van het gezin, weet ik graag waar ik aan toe ben. Nauwkeuriger gezegd: de kern van mijn tevredenheid ligt in het feit dat ik ze rond de klok van acht uur met een volle rugzak naar school zie gaan. Dat is een vorm van reinheid die ik namelijk wél onderschrijf: opgeruimd staat netjes. Nu breekt zeker drie keer per week de pleuris uit omdat ik iemand voor het ontbijt wek die de eerste één, twee of drie uur vrij heeft. Of helemaal niet naar school hoeft.

De naderende examens van onze dochter hebben het effect van een staatsgreep op een toch al wankel regime. ,,Alle vakken die ik nu nog heb, volg ik uit vrije wil”, betoogt ze. ,,Gewoon, omdat ik het leuk vind.” Haar jaargenoten zijn uit heel ander hout gesneden, daar laat ze geen misverstand over bestaan. Bij elke maaltijd krijgen we een opsomming van wie er wat die dag allemaal onbekommerd aan zich voorbij heeft laten gaan (ten faveure van een vaag profielwerkstuk dat moet afgerond, of het blokken voor een herkansing van een tentamen), met hoeveel leerlingen de klas nog was gevuld (anderhalve man en een paardenkop) en in welke staat van verwarring het onderwijzend personeel (dat het normale dagritme heeft losgelaten voor het mondeling en schriftelijk toetsen van in zes jaar tijd doorgegeven kennis) verkeert.

Onze zoon moet nog vier jaar, maar lijkt te worden meegezogen in de staat van vrijheid blijheid die zijn zus uitstraalt. Dat gevoel wordt in niet geringe mate versterkt door zijn gewoonte om belangwekkende papieren informatie over excursies, projectweken of andere inbreuken op het normale bestaan, te laten afzinken in de door chocomel en zure vruchtensappen vervuilde bodem van zijn rugzak. ,,O ja, ik moet morgen naar Amsterdam”, laat hij dan – doorgaans tijdens een plaspauze in zijn REM-slaap – aan het ouderlijk gezag weten. ,,Nee, ik hoef geen broodjes mee. Wat geld voor patat en een paar zakjes chips volstaan.”

Nog maar vier maanden, dan is het weer september. Dan is alles – in elk geval tot de herfstvakantie van oktober – weer even normaal.

 

Uit de krant van 29 april 2010.