mini-basketballersAlsof het nog niet erg genoeg is dat ik hem al dertien jaar laat figureren in een krantencolumn, zucht mijn zoon (14) nu al een aantal maanden onder mijn feuilleton ‘Mijmeringen van een basketbalouder’ in het periodiek van zijn club. Voor hem schuilt het grote leed in het feit dat vrijwel niemand in zijn klas de krant leest, maar iedereen op de basketbal wel het clubblad. Dat laat zijn sporen op zijn gestel. ,,Hier kan je toch geen stukje over schrijven, hè?”, zegt hij hoopvol na de eerste wedstrijd van deze seizoenshelft tegen CobraNova uit Voorburg.

,,Hoezo niet?”, wil ik weten. Als columnist heb ik een grote vrijheid in mijn doen en laten, en ook in mijn eigen huis wens ik daar niet in beknot te worden. ,,Nou, je hebt maar een heel klein stukje van de wedstrijd gezien”, zegt hij.

Daar heeft hij een punt. Meestal probeer ik vlak na de rust binnen te komen omdat ik op mijn leeftijd een volledig duel van J16-2 (jongeren onder 16, het tweede team) niet meer trek. Maar dit keer moesten mijn spaarzame haren worden geknipt, wilde ik nog even lekkerbekken halen bij de lokale visboer en verliep de wedstrijd qua zuivere speeltijd kennelijk ook vlotter dan ik doorgaans bij dit foutenfestival gewend ben (in basketbal staat bij elk luttel oponthoud de klok stil).

Formeel ben ik dan wel geen lid, als ouder voel ik mij wel schatplichtig aan de basketbalvereniging. Na jaren op woensdagmiddag achter de bar te hebben gestaan, is mijn vaste werkje nu het tikken van een kritische column voor het maandblad The Rebound. En dat valt nog niet mee, tijdens een maanden durende winterstop waarin er in de onderste regionen van de competitie geen wedstrijd wordt gespeeld.

Dus heb ik voor mijn ‘Mijmeringen van een basketbalouder’ al mijn hoop gevestigd op het duel tegen CobraNova. De vierde (en laatste) periode is bijna afgelopen als ik de sporthal betreed. Een vluchtige blik op het scorebord leert dat ‘we’ voor staan: 45-35. Niet slecht. De mannen zijn kennelijk goed uit de winterstop gekomen (altijd een mooie zin, in een wedstrijdverslag). Gaat het, na een uiterst wisselende seizoenstart in 2010, toch nog wat worden met het team dat zo ten onrechte de naam van het slopersbedrijf Van Egmond op het shirt draagt?

Ik ga er eens goed voor staan. Niet voor zitten, zoals de rest van de schamele supportersschare (hoe ouder de spelers, hoe geringer de support) omdat ik schuin onder de basket deze aanstaande overwinning ook met mijn camera wil vastleggen. Maar voorlopig valt er nog weinig te fotograferen, want CobraNova – meer een naam voor een nieuwbouwwijk dan voor een basketbalclub – is in de aanval: 45-37. Nou ja, de marge is nog heel behoorlijk. Zelfs als ook de tweede aanval van de Voorburgers met succes wordt bekroond: 45-39.

Geen paniek, onze mannen zijn even de weg kwijt maar komen ongetwijfeld terug en van al die schoten die net naast of net over de basket dwarrelen, zal er in die paar minuten toch wel eentje in het net vallen?

Nou ja, nu nog even niet, want na weer een aanval van CobraNova is het opeens 45-41 en na nog een uitval zelfs 45-43.

Net als ik ervan overtuigd ben dat we op het eerste grote debacle van 2011 afstevenen (wereldkopij!, voor een columnist), gaat er zowaar een verdwaalde van ons in: 47-43. Het is zo onverwacht dat ik met mijn camera de score mis. Direct daarna klinkt de bevrijdende toeter.

,,Maak je niet druk, het stukje is al af”, zeg ik afgemeten tegen mijn zoon.

 

Uit de krant van 24 februari 2011.