500x_bermudatriangleDe gevallen waarin een moeder haar bloedeigen kind wat aandoet zijn genoegzaam bekend. Vandaar dat ik – mits de dienst het toelaat – preventief een oogje in het zeil houd als onze zoon (12) thuiskomt van school. In het bijzonder ben ik alert op tekenen van agressie als hij zijn rugzak op de mat bij de keukendeur ploft, meteen koers zet naar ijskast c.q. koektrommel en het antwoord schuldig blijft op levensvragen als: ‘Waar is je muts?’, ‘Waar zijn je handschoenen?’ en ‘Had je vanmorgen ook geen tas met gymspullen bij je?’.

Vijf maanden bezoekt hij nu de brugklas van een onderwijsinstelling in een naburig dorp, maar nog steeds is het alsof hij dagelijks een retourtje naar de Bermuda Driehoek neemt. In, naar of vanuit het zwarte gat dat zijn schoolgebouw heet, slaagt hij erin essentiële kledingstukken te laten verdwijnen met een gemak dat Hans Klok tot nadenken moet stemmen. Handschoenen, sjaals en mutsen kopen we tegenwoordig bij de groothandel omdat hij er op een bepaald moment niet alleen zijn eigen voorraad, maar ook die van zijn zus en mij doorheen heeft gedraaid. Naast deze dagelijkse verdwijningen zijn er ook de wekelijkse, waartoe minder courante goederen als gymspullen, brooddozen en met pennen, passers en geodriehoeken gevulde etuis kunnen worden gerekend.

In eerdere belangwekkende artikelen over de psychologie van het vergeten, hield ik me nog vast aan de voorbijgaande fase van warhoofdigheid die in de prepuberteit geen onbekend verschijnsel is. Maar na vijf maanden mogen we spreken van een structureel probleem dat ook zijn weerslag heeft op de psyche van andere gezinsleden die elke middag de stadia van verbijstering, razernij en ontgoocheling doormaken wanneer onze zoon onverstoorbaar de cola in zijn glas laat kolken en – als een generaal in een kansloze loopgravenoorlog – gewag maakt van de dagelijkse verliezen. Dat hij zonder handschoenen, muts, sjaal en gymspullen thuiskomt, is voor hem even onvermijdelijk als de grillige spelingen der natuur.

De overeenkomst van zijn school met de Bermuda Driehoek is ook dat spullen die hij de ene dag kwijtraakt, de andere dag nooit meer terug te vinden zijn. Zelfs in de uitzonderlijke gevallen dat hij zich herinnert wáár hij bepaalde objecten heeft achtergelaten (aan de kapstok of in een kleedkamer), blijken die spontaan in rook opgegaan. Ook vaste verzamelplekken van gevonden voorwerpen – waar hij met zijn verblijf de 1040-urennorm in het onderwijs met gemak haalt – blijken nooit op te leveren wat hij zoekt. Bij het grootste verlies op één dag – een paar basketbalschoenen van 125 euro, een gymshirt met het schoollogo en een korte broek – sjouwde mijn echtgenote persoonlijk met de conciërge vruchteloos een halve dag door het complete onderwijslabyrint (onze zoon zat inmiddels thuis met een griepje), waarna zijn gymtas met inhoud (van een model waarmee robuuste huisvrouwen in de regel de Dirk van den Broek bezoeken) pas weken later opdook onder een kast in het aardrijkskundelokaal. Maar dat is een van de weinige successen – nou ja, successen: er waren inmiddels al wel weer nieuwe exemplaren van de basketbalschoenen aangeschaft – in de vijf maanden die onze eigen versie van ‘Vermist’ nu duurt.

Aangezien hij afgelopen week wel thuiskwam met een rapport dat bol stond van de achten, negens en tienen, heeft bij mij het vermoeden postgevat dat hij zijn hersenen (bewust of onbewust) kan in- of uitschakelen. Zoals een topsporter de hele dag kan luieren om te pieken bij het vestigen van een wereldrecord op de honderd meter sprint, zo houdt hij zijn brein naar schatting twintig uur per dag in een soort halfslaap, waarbij er wel eens een basketbalschoentje of muts bij inschiet.

Met belangstelling volg ik dan ook de experimenten in de psychiatrie om via implantaten onder de schedel en bepaalde stroomimpulsen op afstand – bijvoorbeeld als hij zich in de buurt van kapstokken of kleedkamers bevindt – gedragsveranderingen te bewerkstelligen. Maar in de voorwaarden van de nieuwe, aanvullende Gezinspolis van CZ kan ik daarover nog niks vinden.

Tot die tijd zou het fijn zijn als er op ons plekje bij de achterdeur constant eerstelijns psychologische zorg beschikbaar is.

 

Uit de krant van 3 februari 2009.