Aanrijding-autoDe kilometers van huis naar school zijn de eerste waarin je je kind volledig los laat. Van alles kan er gebeuren, in die twintig minuten, dus als ’s morgens iets na achten een van de nazaten zich per mobiele telefoon meldt, zijn we op alles voorbereid. Lekke banden, een afgebroken zadel, een valpartij met gekneusde ribben, een ritje met de ambulance, we hebben het allemaal meegemaakt.

Dit keer ligt het ingewikkelder: onze dochter is op onze zoon gestuit die ergens op het industrieterrein is aangereden door een auto, natuurlijk zijn eigen telefoon niet bij zich had, en nee, er is niks met hem, maar zijn fiets wil niet verder en zij moet wél door want ze heeft een herkansing PTA (een soort superproefwerk, dat meetelt voor het eindexamen) omdat ze voor de eerste maar een beschamende 7,6 had (dat moet weer een reguliere 8,9 worden), dus of ik – die net op het punt sta om naar mijn werk te gaan – het maar even kan oplossen. Nou doei!

De bagage waarmee je je kroost die paar kilometer naar school laat afleggen, is altijd ontoereikend. Nee, dan heb ik het niet over die rugzak van twaalf kilo die ze op hun rug hebben. Basale vaardigheden, daar doel ik op, zoals de wetenschap dat je een band met een Frans ventiel niet kunt oppompen met een klassieke fietspomp. Of kennis van openbaar vervoerstromen, het wegenverkeersreglement en wat eenvoudige, levensreddende EHBO. En toch, elke keer weer blijkt dat er iets aan die bagage ontbreekt. Juridische kennis, bijvoorbeeld.

Onze zoon blijkt aangereden door een hork van een vent – er zat er ook nog eentje naast, van een jaar of dertig – in zo’n auto zoals wij die vroeger ook hadden. Een Volvo? Ja, zo’n rode. Een rode stationcar? Precies. Een rode Volvo 240 Polar Stationcar. Kenteken? Niet genoteerd, maar hoeveel kerels in een rode Volvo zullen er vorige week maandag rond een uur of acht in de ochtend een ventje van twaalf jaar op een mountainbike (een blauw/zwarte Trek 3900) hebben aangereden? We zijn je op het spoor, mannetje!

Onze zoon stak de weg over, in het bedaarde tempo dat zijn gang naar school zo kenmerkt. Zijn vriendje reed een meter of vijf achter hem, dus die kon nog stoppen voor de wagen die met hoge snelheid de bocht om kwam, nog wel afremde maar toch tegen het achterwiel van mijn zoon tot stilstand kwam. Toen hij op de grond lag, draaide de hork zijn raampje open en riep ‘Wat doe jij nou!’, gaf weer gas en reed door.

Van de Consuwijzer is momenteel op tv een verhelderend reclamefilmpje te zien waarin een jongetje zijn kapotte speelgoedauto wil ruilen, zonder dat hij beschikt over het aankoopbonnetje. Als de botte winkeljuf hem voorhoudt dat hij in dat geval naar zijn garantie kan fluiten, geeft het ventje op een juristentoontje aan dat de auto buiten zijn schuld kapot is gegaan en dat hij derhalve recht heeft op reparatie of vervanging. ‘Dat recht mag door u niet worden beperkt of uitgesloten.’

Dus, houd ik mijn jongste nazaat voor, had je die hork door zijn open raampje moeten zeggen dat ‘bij een aanrijding tussen een auto en een kind jonger dan 14 jaar de autobestuurder volledig aansprakelijk is voor de schade van de fietser. Dat is zelfs zo als het kind rare dingen doet op de fiets en het ongeval dus overduidelijk de schuld is van het kind. Een automobilist moet nu eenmaal rekening houden met het feit dat kinderen in het verkeer onverwachte dingen kunnen doen.’

En als die hork in zijn rode Volvo 240 Polar er dan nog vandoor was gegaan, had je hem kunnen naroepen: ‘Doorrijden na een aanrijding is een misdrijf!’ Dat laatste weet ik niet helemaal zeker, maar met een beetje bluf kom je een heel eind in het juridisch verkeer.

Nu sleepte het slachtoffer zichzelf en zijn fiets – achterwiel dubbel, remmen geblokkeerd – naar de kant van de weg. Had hij dan helemaal niks tegen die hork gezegd?

Jawel, ‘Sorry’.

Ik zei het al: te weinig bagage voor de gevaarlijke weg van huis naar school.

 

Uit de krant van 17 februari 2009.