HuishoudenNa zes weken van baanloosheid moet ik er toch ‘oog’ voor krijgen, verzucht mijn wederhelft. Uit haar toon begrijp ik dat ik het oog ontbeer. Voor wat? Voor het huishouden. Dat ik uit mezelf zie wat er moet worden gedaan en niet voor elk klusje moet worden ‘aangestuurd’ (lees: van mijn vrouw opdracht krijg om iets te doen).

Nee, dit is niet weer zo’n stukje van een hulpeloze man wiens handen verkeerd staan voor het werk in en rond het huis. Ik kan weliswaar geen spijker recht de muur inslaan, de ruitenwisser, zemelap en de stofzuiger kennen geen geheimen voor me. Mijn arbeidzame leven ben ik ooit begonnen in het schoonmaakbedrijf van een voormalige buurman, gespecialiseerd in het stof- en vetvrij opleveren van schoollokalen, nieuwbouwwoningen en loempiafabrieken.

Dus ja, met enige bescheidenheid kan ik wel stellen dat vrijwel alles op huishoudelijk gebied mij sneller en beter afgaat dan mijn wederhelft, die een beschermde opvoeding genoot met administratieve bijbaantjes (onder meer bij de abonnementenafdeling van het Leidsch Dagblad) en een bibliotheekopleiding. Dan weet je niet wat het is om tot je oksels in een rioolput te moeten graven om een verstopping door loempiaresten te verhelpen.

Dat ik er geen ‘oog’ voor heb, zou ik ook willen nuanceren. Ik kijk met andere ogen. Als er op woensdag vier lege wijnflessen bij de keukendeur staan, zie ik de noodzaak niet om die stante pede naar de glasbak te brengen. Op vrijdag staan er namelijk zes en dan kom ik – op weg naar de Lidl aan de overkant voor de wekelijkse boodschappen, jazeker! – toch langs het milieuparkje op twintig meter afstand van ons huis. Neem ik meteen de oude kranten mee.

Als ik de stofzuiger door het huis haal, schuif ik niet alle salontafeltjes (we hebben er veel!) opzij. Dat de vloeren ónder onze bedden van alle smetten vrij moeten zijn, staat ook niet bovenaan mijn prioriteitenlijstje. Ramen zemen vind ik in dit Hollandse klimaat een zwaar overschatte bezigheid die voornamelijk dateert uit de tijd dat vrouwen geen volwaardige rol voor zichzelf in deze maatschappij opeisten. Zolang de keukenvloer niet kleeft, is er geen noodzaak er een dweiltje over te halen. En ik hoef ook niet uit de toiletpot te kunnen eten.

Dat ik gistermorgen niettemin het bed heb afgehaald en verschoond, een was heb gedraad, de lege wijnflessen heb weggebracht, het balkon heb aangeveegd en zelfs overwogen heb om de teakhouten tuinset af te spuiten (dat ging mij uiteindelijk te ver), mag niet los worden gezien van het feit dat mijn wederhelft gisteravond na vijf dagen Rome weer op het nest is teruggekeerd.

Ik mag dan niet in het bezit zijn van het oog voor het huishouden, met mijn oren is niks mis.