Xalocol2Hij reed dit seizoen al met de voormalige Belgische kampioen Eddie de Sitter (uit de tijd van de grote Merckx) en ook het Beloftenteam van onze zuiderburen is al langs geweest. Onderweg komt hij, meestal keurig in het gelid, de renners tegen van allerlei prof- en semi-profteams die deze februariweken aan de Costa Blanca hun trainingskamp opslaan. Afgelopen week is er een keer of vijf gezwaaid naar de meiden van het AA Cycling team van Leontien van Moorsel. Maar toch is mijn in Spanje rentenierende vriend blij dat ik er ben. Ik rijd wel niet zo hard en mijn lijf draagt (nog) de sporen van een paar kilo te veel. Maar ik weet tenminste hoe het hoort, als we rond half elf in de morgen in onze wielerkloffies neerstrijken in een restaurant.

Onze Spaanse wieleropvoeding kregen mijn rentenierende vriend en ik bij de Club Ciclista Xaló (Valenciaans voor Jalón, het dorpje waar hij nu al een jaar of tien woont). Er werd door de kleine, tanige mannetjes lang en goed gekoerst, maar het sociale aspect van onze zondagmorgenritten was minstens zo belangrijk. Na een kilometer of vijftig werd er gestopt bij een restaurant voor de almuerzo: een soort verlaat ontbijt voor Spanjaarden die ’s morgens alleen op een kop koffie en een cakeje het huis verlaten. Met een mannetje of vijftien zaten we aan lange tafels waarop schalen pelpinda’s, bordjes met olijven en augurkjes en twee grote salades werden neergezet, om gezamenlijk in te prikken. Tegen de dorst bestelden ze literflessen cola en water, maar de halve stokbroden (bocadillos) met tortilla, kaas, tomaten of varkensvlees werden uitsluitend weggespoeld met bier (aangevoerd in grote kannen) en wijn (in karaffen en flessen).

Het grote geheim van de combinatie alcohol en wielrennen is dat de drank wordt aangelengd met gaseosa, in Nederland misschien nog het beste te vergelijken met 7Up Light. Een goede Spaanse zondagsrenner is matig met drank, maar gul met gaseosa.

Op onze eigen trainingsritten gedragen wij ons inmiddels de hele week als zondagsrenners. Dus gruwt mijn rentenierende vriend ervan als hij de Belgen en Engelsen met wie hij optrekt, tussen tien en elf uur in de morgen koffie met veel melk hoort bestellen, ieder een deel van de gezamenlijke salade op zijn eigen bordje ziet schuiven en bij de ober hoort informeren of er soms ook toast met marmelade te krijgen is. Hier wordt een schitterende wielercultuur met voeten getreden.

Het sociale aspect van het fietsen heeft bij onze Club Ciclista Xaló inmiddels de overhand gekregen, moeten mijn rentenierende vriend en ik met leedwezen constateren. De mannen hebben de afgelopen tien jaar een kogelrond buikje gekregen, andere familiaire verplichtingen op zondagmorgen strijden om voorrang (zoals het rond vier uur ophalen van zestienjarige dochters uit de disco), of ze hebben ontdekt dat ze ook op de motor naar die leuke restaurantjes in de bergen kunnen rijden voor hun almuerzo met bier, wijn en bocadillos.

Vandaar dat wij dit jaar ons heil hebben gezocht bij de renners van een buurgemeente: die van de Club Ciclista Pedreguer. Hier staat de sport nog hoog in het vaandel, met een indrukwekkend routeboekje waarin wekelijks tochten van tussen de 110 en (naarmate het seizoen vordert) 150 of 160 kilometer zijn opgenomen. En van deze mannen leren we weer hele andere dingen van de Spaanse wielercultuur. Zoals het mengen van bier en cola, bijvoorbeeld. Heel apart, probeer het maar eens op een warme dag. Of de gewoonte om na een almuerzo met achtereenvolgens (aangelengd) bier, wijn en carajillo (koffie met brandy), ook nog een fles Moscatel (dessertwijn) te laten aanrukken, waarvan de renners – de helmen alweer in de hand – de inhoud in kleine, hoge glaasjes tot zich nemen. Daarna fietsen ze weer zeventig kilometer alsof de meiden van Van Moorsel hen op de hielen zitten.

 

Uit de krant van 19 februari 2008