LEGO-Volkswagen-T1-Camper-VanGewapend met een schroevendraaier – om zwakke plekken in de carrosserie op te sporen – en een handjevol vragen uit het handboek ‘Hoe koop ik een sloopauto?’, liepen we met de garagehouder rond het grijze Volkswagenbusje dat provisorisch was omgebouwd tot camper. Voor het respectabele bedrag van 750 gulden dat hij ervoor vroeg, wilden mijn twee vrienden en ik op onze vakantietrip naar Biarritz niet worden geconfronteerd met verborgen gebreken. ,,Lekt de radiator niet?”, zo gooide ik er – gebogen over het motorcompartiment – nog maar eens een kritische bemerking in. Het bleek het einde van mijn status als deskundige. ,,Deze busjes hebben luchtkoeling. Dat weet iedere kneus.”

Voor ons was het Volkswagenbusje aan het eind van de jaren zeventig niet meer dan waarvoor het ooit was bedoeld: een praktisch, goedkoop en degelijk vervoermiddel dat het in ons geval eigenlijk maar één vakantie hoefde uit te houden. Het was melkboergrijs en door een handige doe-het-zelver voorzien van oranje gordijntjes, een tafeltje, een kastje met daarop een kooktoestelletje en een tweepersoonsbed waarop we de 1200 kilometer naar Zuid-Frankrijk slapend, kaartend of lezend doorbrachten.

Ons reisgezelschap was weinig alledaags, maar zou zo in het script van een Amerikaanse roadmovie passen. Van de drie vrienden die samen het geld voor het Volkswagenbusje op tafel legden, was ik de enige vrijgezel, een status waaraan deze vakantie maar eens een einde moest komen. Mijn twee vrienden Hans en Ruud – met wie ik een matig getalenteerd cabaretgroepje vormde – namen respectievelijk hun vriendin en hun vrouw mee; Ruud was net getrouwd en deze vakantie was voor hem meteen ook de huwelijksreis. De stelletjes sliepen onderweg in tentjes, ik lag in de bus. Hans had als enige een rijbewijs en omdat hij als sportleraar aan alcoholmatiging deed, bemoeiden wij ons verder niet met de vervoersaangelegenheden.

Hans hield van opschieten en trapte het bejaarde busje zodanig op de staart dat het tegen ons werkte: de kleppen van de motor verbrandden en het ding wilde uiteindelijk niet harder dan 70 kilometer per uur. Hinderlijker was dat er ook gaten vielen in de uitlaat, waardoor de hele camping stijf overeind in de slaapzakken schoot als wij terugkomend uit het nachtleven van Biarritz als een mobiele Enschedese vuurwerkfabriek het kampeerterrein op reden. Onder dreiging van een algehele volksopstand, wist de beheerder ons ertoe te bewegen de lekke pijp te vervangen.

Bejaarde Volkswagenbusjes kun je laten opknappen door gespecialiseerde restauratiebedrijfjes, maar tegenwoordig ook – las ik onlangs in het Volkskrant Magazine – afleveren bij de Duitse fabriek waar ze ooit van de band rolden. Binnen een paar weken en ongetwijfeld voor een bovenmodaal jaarsalaris maken ze het ding dan weer zo goed als nieuw.

Wij kropen er op verbrande kleppen moeizaam mee terug naar Nederland, waar de definitieve ondergang werd ingezet toen ik enkele weken na deze vakantie mijn rijbewijs haalde. Ik kan elke beginnende bestuurder aanraden zijn eerste rijervaringen op te doen in een aftands Volkswagenbusje. Binnen een paar weken zat er in de achterkant een indrukwekkende V-vorm omdat ik met hoge snelheid achteruit op een lantaarnpaal reed. Het dak was gehavend en de antenne verdwenen doordat ik benauwde momenten onder de slagboom van een spoorwegovergang doorbracht. Nog enkele minder spectaculaire botsingen en technisch malheur resulteerden uiteindelijk in de komst van de vrachtwagen van een sloopbedrijf dat het busje met een genadeloze grijper in zijn laadbak hees.

Het zou dertig jaar duren voordat Yvon Jaspers in ‘Boer zoekt vrouw’ het Volkswagenbusje weer hip en trendy maakte.

 

Uit de krant van 21 juni 2012.