Goede Vrijdag

Kinderen kleuren het leven, maar halen ook de scherpe kantjes van de dood. Een kwartier voor de begrafenis van mijn schoonmoeder komt een gehaaste uitvaartbegeleidster het cd’tje ophalen met de muziek die in de aula van het kerkhof moet worden gespeeld. De jongste kleindochter (net 3 geworden) rent naar binnen en komt terug met een schijfje dat op het laatste moment door mijn zwager kan worden onderschept. Mijn schoonmoeder overleed op de dromerige klanken van Enya. Niet op het gehups van K3.

Begrafenissen mogen nooit routine worden, maar zo kort na het overlijden van mijn vader voelen de voorbereidingen weer heel vertrouwd aan. Toch was het dit keer anders. Mijn vader maakte zijn sterfbed heel bewust mee en was in staat om van al zijn kinderen en kleinkinderen indrukwekkend afscheid te nemen.

In de tien dagen dat mijn zwaar demente schoonmoeder in het kamertje van het verpleeghuis worstelde met de dood, zou mijn zoon (9) zo’n afscheid graag weer beleven. Maar met oma was al jaren geen contact meer mogelijk. Mijn 14-jarige dochter wilde haar pas weer zien als ze was overleden. Ze kon niet naast het bed zitten in de wetenschap dat oma, die niet meer wist hoe ze moest slikken, geen eten en drinken meer kreeg totdat ze was overleden. In het rouwcentrum wacht ze net zo lang tot de rest van de familie is verdwenen, om op haar eigen manier afscheid te nemen. Op haar knieën, naast de kist, zachtjes strelend over oma’s zilvergrijze haar. Voor de uitvaartdienst maakt ze een vrije vertaling van een lied van Annie Lennox uit The Lord of the Rings, waarbij ze altijd zo aan oma moest denken.

Slaap nu, en droom

Van degenen die voor u gingen.

Naar boven, naar de hemel

Daar wachten zij.

Van de zorgzame spil in haar gezin veranderde mijn schoonmoeder na het overlijden van haar man – nu zeven jaar geleden – in hoog tempo in een zorgbehoevende vrouw. In de laatste twee jaar van haar leven zat ze in een rolstoel, niet meer in staat om te communiceren. Een hoopje mens. ,,Maar wel een hoopje waarmee wij met hart en ziel verbonden zijn”, benadrukt mijn schoonzus. Samen met haar broer en mijn vrouw trekt ze de laatste tien dagen bij haar in, in dat anonieme sterfkamertje van het verpleeghuis waar de afgelopen weken al negen bewoners zijn gestorven. Ze draaien haar muziek, bevochtigen haar lippen, strelen en knuffelen haar. Zelfs voor iemand van wie alle zintuigen lijken uitgevallen, moet de liefde in dat kamertje tastbaar zijn geweest.

Ze overlijdt op de vroege morgen van Goede Vrijdag en de Paasdagen daarna druipen, ook voor wie niet religieus is, van de symboliek. Bij de begrafenis laten haar kinderen vooral haar oude ik weer opstaan, geven ze haar haar waardigheid terug, haar schitterende lach en aanstekelijke vrolijkheid, en wordt zij weer de moeder waarmee zij zijn opgegroeid.

De condoleance, in een zaal van een nabijgelegen brasserie, krijgt iets van een rouwreceptie. Als alle gasten weg zijn en de schalen met broodjes zijn geleegd voordat wij zelf iets hebben kunnen eten, verhuizen we als naaste familie naar de brasserie. We laten twee grote tafels tegen elkaar schuiven en sluiten de uitvaart af met een met rosé besprenkelde lunch. De grote kring waarin we zitten doet mijn jongste nichtje aan haar peuterspeelzaal denken. Ze laat ons elkaar allemaal een hand geven en heft luidkeels het ‘Lang zal ze leven’ – inclusief een uitbundig ‘Hiep hiep hoera’ – aan.

Wat valt er te vieren, op de dag dat mijn schoonmoeder is begraven?

Mijn schoonzus heeft dat eerder, tijdens de afscheidsdienst, al heel mooi verwoord.

Vandaag is een uitgelezen dag om haar leven te vieren.