cartoon-inhalen_full_versie_1.0Elke automobilist die me rechts passeert op de smalle binnenweggetjes van het Engelse Graafschap Kent, steekt woedend zijn middelvinger op. Die hartelijkheid ben ik als bezitter van een iets te brede caravan wel gewend, maar dit keer vorm ik – met de auto-sleurhutcombinatie van mijn ouders op nog geen meter afstand van mijn eigen kentekenplaat – de voorhoede van een alleen met ware doodsverachting te passeren Hollandse vakantiefile. Bumperkleven doet mijn vader niet uit hufterigheid. Hij is als de dood me in den vreemde uit het oog te verliezen.

Dat is het frustrerende van je tijd ver vooruit zijn: pas jaren later lees je in de krant dat het zo was. Al in de jaren negentig van de vorige eeuw gold ik als een pionier van wat nu de driegeneratie- of multigeneratievakantie wordt genoemd. Dat klinkt stukken beter dan hoe het vóór die tijd werd aangeduid: je ouders op sleeptouw nemen.

Dat was in ons geval bijna letterlijk zo. Mijn vader zaliger deed er als dertiger zo’n twaalf keer over om zijn rijbewijs te halen, wat niet bepaald de basis legde voor veel zelfvertrouwen achter het stuur. In de bekende omgeving van zijn woonplaats ging het nog wel, en later durfde hij ook de landsgrenzen nog wel op te zoeken. Maar er overheen, dat was in het pre-TomTomtijdperk een heel ander verhaal. Over de grens bleken ze ook nog een soort buitenlands te spreken waarmee hij niet uit de voeten kon.

Vanaf het moment dat we zelf nageslacht kregen, verlegden mijn eega en ik de grenzen van mijn ouders. Dat is toch heel wat romantischer dan de argumenten die volgens deskundigen ten grondslag liggen aan de eigentijdse multigeneratievakantie. Allereerst is daar het schuldgevoel van opa en oma. Zij hadden het – volgens onderzoekers van de Universiteit van Center Parcs – zo druk met hun carrière dat ze geen tijd hadden om zich te bekommeren om de opvoeding van hun eigen koters. Dat willen ze nu goedmaken met hun kleinkinderen. En verder is er ook nog het financiële argument: (schoon)dochters doen de boekingen, opa’s en oma’s de betaling.

Ook van die gewoonte hadden mijn ouders nog geen weet.

Het liefst zou mijn vader zijn auto met caravan met een trekstang aan onze eigen combinatie hebben gekoppeld, om als een variant op de Australische roadtrain door Europa te tuffen. Aangezien de verkeerswet daar niet in voorziet, ontwikkelde hij een rijstijl die daar dicht bij in de buurt kwam. Zelfs op de snelweg kwam er nog geen Smart tussen de bumper van zijn Daewoo en de achterlichten van onze Kip.

Eenmaal op de plek van bestemming had de aanwezigheid van mijn ouders zijn voordelen. Mijn vader leerde zijn kleinzoon fietsen op een camping in het Lake District, waar het repertoire van de hardleerse nazaat werd uitgebreid met een reeks scheldwoorden waarvan ‘Bord Soep!’ mij als de meest exotische is bijgebleven. Tijdens wandelingen vormde hij met zijn uit een boomtak gesneden stok de voorhoede en mijn moeder met haar onuitputtelijke snoepvoorraad de motor van menige gezinseendaagse. En als je ergens in de Schotse Hooglanden zoute snijbonen of bloemkool uit Nederland wilde eten, hoefde je maar een greep te doen in de voorraadruimte onder hun caravan.

Juist nu het in de mode begint te raken om het met drie generaties te doen, zijn wij op vakantie op onszelf teruggeworpen. Pa is dood en ma heeft haar (kerk)hofdames, een groepje weduwen dat zweert bij de geheel verzorgde busreis. Maar het eerste teken van een op handen zijnde multigeneratievakantie dient zich aan. Na een periode van zelfstandigheid heeft onze uithuiswonende dochter te kennen gegeven komende zomer weer met het gezin op stap te gaan.

Zij lijkt beter op de hoogte van de nu heersende mores.

Zij bepaalt de bestemming.

Wij regelen de betaling.

 

Uit de krant van 28 februari 2013.