UnknownNormaal word ik in de hal van mijn favoriete Albert Heijn-filiaal begroet door een tandeloze straatkrantverkoper, maar nu dartelt er een aantrekkelijke, jonge vrouw op mij af. ,,Goedenavond mijnheer, weet u dat het vandaag Nationale Knuffeldag is?” Eerlijk gezegd was het fenomeen mij volslagen onbekend, maar nog voordat ik ‘O ja, is het alweer zover?’ heb kunnen mompelen, vraagt ze of ze mij een knuffel mag geven. Pas nadat we elkaar met de onhandigheid van twee voor elkaar volkomen vreemden hebben omhelsd, valt me het klembord in haar hand op. ,,Zou ik nu misschien 30 seconden van uw tijd mogen?” Zeg dan maar eens nee.

Het is inmiddels al een paar weken geleden, maar pas sinds gisteren durf ik het aan om deze ervaring aan het krantenpapier toe te vertrouwen en met u te delen. Als een coming out. Zelfs mijn vrouw weet nog van niks. Als povere vorm van research heb ik er net op internet de Bijzondere Dagenkalender voor 2011 op nageslagen, maar daarop komt de Nationale Knuffeldag in Nederland niet voor. Wel weet Google te melden dat onze zuiderburen nogal druk zijn met deze gebeurtenis, maar ik krijg over 2010 verschillende data door in de maand oktober.

Uit ervaring weet ik dat iemand die 30 seconden van je tijd vraagt, vast van plan is om je minimaal tien minuten aan de praat te houden. En ook nu word ik hierin niet teleurgesteld. De vrouw die mij zojuist met schuchtere vastberadenheid heeft geknuffeld, wil weten of ik tegen de prijs van een kopje koffie met appelgebak – zeg zes euro – het leven van een kind in een Derde Wereldland een heel stuk draaglijker wil maken.

Heel voorzichtig begint er een alarmbelletje – ergens heel ver weg, in een door de warme omhelzing verdoofde hersenkwab – te rinkelen, maar daar hou ik me – met die mooie blauwe kijkers op me gericht – nog even doof voor. Zes euro. Uit mijn rijke ervaring met de fietsclub weet ik dat een cappuccino met appelpunt en slagroom bij de vaderlandse uitspanningen gemiddeld 5,25 euro doet – in Afrika kun je daar ongetwijfeld een heel dorp een week mee voeden – maar dit meisje, want dat is het eigenlijk nog, zal wel zo haar redenen hebben om het bedrag naar boven af te ronden.

Zes euro. Tsja, waarom niet? Als ik daarmee de wereld een beetje beter kan maken?

Het is niet de bedoeling dat ik mijn portemonnee trek. De jonge vrouw met wie ik zo pas een knuffelrelatie ben aangegaan, noteert mijn naam, adres, telefoon- en bankrekeningnummer op het klembord dat ze nu opeens wel heel zakelijk voor haar buik houdt, als een natuurlijke barrière voor mijn mogelijke aanvechting haar nogmaals om de hals te vliegen.

Ik blijk mij hiermee – na Unicef, Greenpeace, Natuurmonumenten en nog een handvol goede doelenclubs – ook als donateur te hebben aangemeld voor het Liliane Fonds, dat niet eenmalig maar voor de rest van mijn leven elke maand een kopje koffie met appeltaart voor een stevige Nederlandse horecaprijs van mijn rekening gaat afschrijven. Mocht ik ooit een eind aan deze relatie willen maken – de jonge, aantrekkelijke vrouw kan het zich bijna niet voorstellen – dan hoef ik alleen maar dit telefoonnummer te bellen – ze omcirkelt een nummer in een folder die ik in mijn zak stop – en de kindertjes van het Liliane Fonds kunnen fluiten naar de cappuccino met taart waarmee ik hen tot die tijd in leven heb gehouden.

,,Mag ik u, als dank, nogmaals een warme knuffel geven?”, zegt de jonge vrouw tegen de man op leeftijd die nog steeds als was in haar handen is.

Ze slaat haar arm om me heen en laat haar hoofd op mijn schouder rusten.

Twee dagen later blijkt de folder met het telefoonnummer om de overeenkomst op te zeggen op mysterieuze wijze uit mijn jaszak verdwenen.

 

Uit de krant van 31 maart 2011.