Column portretIk vertrek. Het burgermannetje in mij kan er bijna niet naar kijken. Het huivert bij elk gezin dat uit onvrede met het hier en nu de koffers vol onwetendheid, tassen met gebrekkige taalkennis en dozen met linkerhanden in een gammel busje laadt. Op de achterbank twee radeloze kinderen en een bedrijfsplan dat zich laat samenvatten met: ‘Het zal allemaal wel goedkomen.’

Ik vertrek. In mijn geval alleen naar bestemmingen die zich eenvoudig met de caravan laten aanrijden. En elke tocht naar onder de Moerdijk, voorbij IJmuiden of boven Delfzijl voert langs de ANWB voor een doorgaande routekaart, een tolbadge op de voorruit en een sticker achter de zonneklep met het nummer van de internationale hulpdienst, zojuist met een jaar verlengd na een vakantiebeurt van de automobiel. Veiligheid voor alles.

Ik vertrek. De keren dat ik dit spontaan uitriep had ik minimaal twee flessen wijn genuttigd, in gezelschap van onze rentenierende vrienden in Spanje. Alcohol voedt het verlangen naar een ander land, een andere taal, een ander klimaat, een ander ritme vooral. Maar na zo’n bonte avond was er altijd wel een reden om niet te gaan. De kinderen waren nog te klein. De kinderen zijn nu te groot. Mijn moeder is te oud. En straks is ze nog ouder.

Ik vertrek. De collega’s die al jarenlang naast mij op de redactie zitten, weten wel hoe laat: 12.40 uur. Mijn vaste tijdstip om af te dalen naar de bedrijfskantine is volgens hen het directe gevolg van een aan autisme verwante stoornis en een hang naar regelmaat.

Ik vertrek. Zelfs in een krantenbedrijf waar altijd wel een reorganisatie of stoelendans aan de gang is, bleef dat in mijn geval altijd beperkt tot een andere redactie (nooit meer dan tien meter verderop), een nieuw bureau of een andere stoel die zich pas na twee jaar in de juiste stand liet zetten.

Ik vertrek. Maar nu echt. Dit is mijn laatste column op deze plek. En morgen is mijn laatste werkdag voor dit bedrijf. De vergulde handdruk van de baas geeft het zetje om – geheel tegen mijn natuur in – nog één keer het roer om te gooien. Het belangwekkende stukje over de lotgevallen van de slavink dat ik voor vandaag had willen tikken, staat volgende week op een twitteraccount of een website die mijn naam draagt. Want ze kunnen de schrijver wel uit de krant halen, maar de krant niet uit de schrijver.

En verder? Bij politieke partijen hebben ze daar het woord ‘herbronnen’ voor uitgevonden. Bovendien had ik me voorgenomen om de woorden ‘nieuwe uitdagingen’ te allen tijde te vermijden.

Het burgermannetje in mij huivert, als hij op de eerste pagina van zijn bedrijfsplan noteert dat het allemaal wel goedkomt.

Ik vertrek.

Ik weet alleen nog niet waarheen.