2067785Bij de volgende verbouwing zet ik een draaideur op m’n verlanglijstje. Tot die tijd worden we aan de ontbijttafel vergast op een venijnige sneeuwvlaag, elke keer als onze zoon gestrest van zijn fiets bij het schuurtje naar onze woonkeuken rent voor alles wat hij deze morgen op weg naar school nog is vergeten. Zijn handschoenen. Het werkbezoek voor aardrijkskunde. Zijn buitengymschoenen (want je weet maar nooit, deze winter, wat die sportleraar in zijn hoofd haalt). En, o ja, hijgt hij, bij wat wij hopen dat zijn laatste oprisping is: ‘Hebben jullie nog iets voor de voedselbank?’

Het is de maand van de goede-doelenacties. Geen school die de kerstvakantie laat beginnen zonder in het lesrooster tijd in te ruimen voor de nooddruftigen op deze aardkloot. Leerzaam en vormend, zo’n lichtpuntje tijdens de donkerste dagen van het jaar, dat moet de achterliggende gedachte zijn. Maar jaar in, jaar uit reageren onze nazaten op elke ‘Maak de wereld een beetje beter’-campagne als op de vrouw met de collectebus voor wie ze onverhoopt onze voordeur hebben geopend: ‘Pap, het is voor jou!’

Onze dochter wordt in december een aantal uren vrijgesteld om betaalde werkzaamheden te verrichten voor hen die het minder hebben dan wij. En dat zijn er nogal wat. Edoch, elke keer weer weet ze ons een dag van te voren te verrassen met de vraag ‘Of wij misschien nog wat voor haar te doen hebben?’ Ja, ik weet het, dom van ons. Dat wij daar zelf niet tijdig rekening mee houden.

Als de vertegenwoordiger van de harde educatieve lijn in ons gezin – vaste lezers van deze informatieve rubriek vertel ik daarmee geen nieuws – heb ik altijd wel een breed scala van zinnige maatschappelijke activiteiten paraat:

– een bijdrage leveren aan het ruimen van gezonde, drachtige geiten in onze woonomgeving;

– gladheidbestrijding in het algemeen, of;

– het uit hun isolement halen van ingesneeuwde senioren zonder abonnement op tafeltje dekje in het bijzonder.

Maar in de regel komt het er op neer dat mijn eega een futiel huishoudelijk werkje bedenkt, waarvoor wij het exorbitante bedrag van 20 euro neertellen. Dit jaar was dat het ‘meehelpen aan het optuigen van de kerstboom’, een bezigheid waarvan ze – na het knopen van twee rode strikjes om een laaghangende tak – meteen schoon genoeg had. Op het verantwoordingsformulier omschreef zij dit als ‘het leveren van een bijdrage aan interieurprojecten’.

Al jaren sta ik op het punt een motie bij de ouderraad van haar onderwijsinstelling in te dienen om het schoolgeld jaarlijks met een substantieel bedrag te verhogen, om verder niet meer lastig te worden gevallen met incidentele bijdragen aan welke vorm van goede doelen-actie dan ook. Nee, dan hebben ze het bij de basketbalvereniging van onze zoon beter begrepen. Voor ouders van leden die te beroerd zijn om met loten langs de deur te gaan, is het mogelijk de inkomsten van de jaarlijkse Grote Clubactie direct bij het begin van het seizoen af te kopen.

Wel zo handig.

De Voedselbank daarentegen zit niet in dat handzame goede-doelenpakket. Om de gang naar school niet nog meer vertraging te laten oplopen, gris ik – het is bij ons ook het einde van de week – een pak erwtensoep en een blik zalm van de plank, bindt deze aanzet tot een rijk kerstmaal onder zijn snelbinders, geef hem een zodanig duwtje in de goede richting dat hij het niet in zijn hoofd haalt om andermaal op zijn schreden terug te keren, en zet mij wederom aan het restant van mijn ontbijt.

’s Middags staat hij weer met hetzelfde tasje bij ons in de voorraadkast om de erwtensoep en de zalm weer op hun plek te zetten.

Viel het niet in de smaak?

Dat niet, zegt hij zonder een spoor van schaamte.

Het was vorige week.

 

Uit de krant van 24 december 2009.