220px-Gerard_CoxMijn vrienden die allemaal onder de plak zitten, mag ik het graag voorhouden. Natuurlijk, respect voor de vrouw is een groot goed, haar mening doet er – tot op zekere hoogte – wel degelijk toe, maar als het erop aankomt, is er maar één die het voor het zeggen heeft. In dit huis (mijn huis!) draagt de man de kroon!

Ja, ik mag graag Jaap Kooiman citeren, de buschauffeur van de RET (Rotterdamse Elektrische Tram) uit ‘Toen was geluk heel gewoon’. De bioscoopversie van de tv-serie – die deze week in première gaat – werd gisteren door een criticus in deze krant neergezet als ‘oubollig’ en geschikt voor het vervlogen ‘Theater van de Lach’- of Wim Kan-publiek. Geen woord over de spiegel die auteur en acteur Gerard Cox met zijn alter ego het masculine deel van onze samenleving voorhoudt.

In elke kerel schuilt een Kooiman.

Bij de nostalgie van ‘Toen was geluk heel gewoon’ hoort de hang naar de tijd dat vader om vijf uur van zijn werk kwam, zijn hoed aan de kapstok hing en plaatsnam in de rookstoel, alwaar hij – in afwachting van de warme maaltijd – zijn pantoffels en krantje kreeg aangereikt door een echtgenote die haar huwelijksgelofte van dienstbaarheid niet lichtvaardig opnam. De tragiek van Jaap Kooiman is dat die werkelijkheid hem in de jaren zestig al heeft ingehaald. Vrouw Nel mag dan ogenschijnlijk de naïeve en hulpeloze wederhelft neerzetten, ze ontpopt zich gaandeweg tot een exponent van de eerste feministische golf met een baantje en de broek aan. Als het erop aan komt, krijgt ze Jaap net zo nederig als zijn archetype van een chef bij de RET, mijnheer Harmsen. Elke keer als deze functionaris een mening neerzet die haaks staat op de opinie die Kooiman in zijn afwezigheid een minuut eerder nog ferm heeft verkondigd, klinkt het slaafs uit de mond van zijn ondergeschikte: ,,Dat wel, natuurlijk.”

Het enige moment dat ik zelf nog de kroon op mijn hoofd heb, is tijdens de koffievisite bij mijn moeder, op zondagmorgen. In de oude leunstoel van mijn vader geniet ik dan van een behandeling die ons mannen ten deel viel in de tijd dat geluk nog heel gewoon was. Al komen er, nu ze wat oud en bibberig wordt, ook scheuren in dit bolwerk, als haar (schoon)dochters mij als enige zoon bij de catering tot iets van zelfredzaamheid willen aanzetten.

Sinds mijn vrouw deze maand in de gemeenteraad zit voor een partij die de oude normen en waarden hoog in het vaandel heeft staan, heb ik het nog even geprobeerd met een bars: ,,Als het gezin er maar niet onder lijdt!” Dat gaat niet gebeuren, verzekerde ze me. ,,Vanaf nu kook jij elke dag!”

Dat wel, natuurlijk.

 

Uit de krant van 10 april 2014.