UnknownAls we terugkomen van een wandeling staat onze zoon (10) voor het raam van de woonkamer op en neer te stuiteren met een papieren tasje in zijn hand. ‘Strego Juweliers’ zien mijn vrouw en ik, eenmaal binnen, erop staan en het bevat een vierkant, blauw pakje met een zijden strik. Zoals gebruikelijk had hij geweigerd om mee te gaan op ons zaterdagse rondje lichaamsbeweging en dachten we hem veilig in de greep van zijn computer te hebben achtergelaten. Maar zodra wij weg waren, had hij zijn spaarpot geleegd, was op de fiets gestapt en had bij de plaatselijke juwelier een armband gekocht voor zijn moeder, die binnenkort jarig is. ,,Omdat jij zoveel voor mij doet, wilde ik nu ook wat voor jou doen, mam”, zegt hij, terwijl zijn zus dezelfde braak-mime opvoert (mond open, vinger in de keel) die we nog kennen van de keer dat minister Hoogervorst non-verbaal reageerde op kritiek van Wouter Bos.

In de Penniemaat van onze zoon spaart hij zijn zakgeld en de schaarse basketbalpremies die hij ontvangt per gescoord punt (50 cent), met als doel om hier ooit grootse en meeslepende cadeaus voor zichzelf van te kopen. Het is hem ten strengste verboden om er eigenhandig geld uit te halen, sinds we hem hebben betrapt met zes blikjes EnergyDrink die hij (voor weinig) aan de overkant bij het Lidl-filiaal had aangeschaft. Ook die keer troffen we hem op en neer stuiterend in de woonkamer aan, maar dat had een heel andere reden.

Hij had voor het pakje voor zijn moeder niet ál het geld uit zijn Penniemaat gehaald. Alleen de briefjes. ,,Hoeveel was dat dan?”, wil mijn nog steeds verbijsterde vrouw weten. Eén briefje van twintig en drie van tien, in totaal dus vijftig euro. Nog een geluk dat ik hem voornamelijk in muntgeld uitbetaal. De armband bleek 46 euro te hebben gekost, laat onze zoon zien met de aankoopnota, die naast het blauwe pakje in het papieren tasje zit. Hij vist de vier euro die hij nog over heeft uit zijn broekzak. ,,Dat bonnetje moet je goed bewaren”, zegt hij. ,,Dan kun je hem ruilen als je hem niet mooi vindt.” Dat had de mevrouw van de winkel gezegd, die het ook heel lief van hem vond dat hij op eigen houtje wat voor zijn moeders verjaardag kocht.

Wij gaan in gedachten de drukke route na die hij op zijn fiets heeft afgelegd om in het centrum van het dorp te komen. Ook bij de juwelier was het druk geweest, die zaterdagmiddag, vertelt hij. En hij moest steeds even naar buiten om te kijken of zijn fiets – waarvan hij de sleutel niet uit het slot kreeg – er nog wel stond. Daardoor duurde het even, voordat hij aan de beurt was. Maar dat gaf hem wel de tijd om in de vitrines te zoeken naar iets dat niet meer dan vijftig euro kostte, waarbij hij zijn oog uiteindelijk liet vallen op het armbandje. De mevrouw van de juwelier had hem nog een aantal andere pronkstukken uit haar collectie laten zien, maar deze vond hij uiteindelijk toch de mooiste. En hij paste binnen zijn budget.

Op zijn kamer – buiten bereik van zijn moeder, die komende zaterdag pas jarig is – maak ik voorzichtig het pakje open. Mijn bange vermoedens komen niet uit: het is een redelijk sober sieraad, met een paar parelachtige balletjes en wat zilveren, bewerkte verbindingsstukjes. Mij past het niet, maar voor zijn moeder moet het groot genoeg zijn. En het mag dus geruild, zegt mijn zoon er nog maar een keer bij. Maar al had er een stuk roestig prikkeldraad in gezeten, zijn moeder had het nooit teruggebracht naar de winkel, vermoed ik.

Als hij weer naar beneden loopt, haal ik vijftig euro uit mijn portemonnee en probeer ze in de Penniemaat te frommelen. Beneden hoor ik mijn dochter haar broertje ‘een ongelofelijke slijmbal’ noemen en houdt mijn eega hem voor dat hij nooit meer zelf zijn spaarpot mag leeghalen om de inhoud in zijn broekzak te proppen en op de fiets naar de juwelier te rijden om voor zijn moeder een armband te kopen.

Mijn vrouw straalt.

En mijn zoon ook.

Leefde de Zangeres zonder Naam nog maar, dan kon ze hier een mooi lied over maken.

 

Uit de krant van 30 januari 2007.