De wreedheid van de natuur lijkt verpakt in een dolletje. Vijf orka’s zwemmen op hun gemakkie, half boven water, naar een drijvende ijsplaat waarop een zeehondje ligt te zonnebaden. Vlak voor de schots duiken ze synchroon onder en geven het wateroppervlak nog een flinke klap met de staart mee. De golf die hierdoor ontstaat spoelt het knuffeldiertje het water in, waar het door de killer whales bij zijn staart wordt gepakt en naar de diepte gesleurd om daar – niet noodzakelijkerwijs in deze volgorde – te verzuipen en te worden opgevreten. ,,Mooi hè”, verzucht ik tegen mijn nazaten, die ik voor dit tafereel uit ‘weer zo’n stomme natuurfilm’ kortstondig naar de tv heb gelokt.
Vanwege een akkefietje met een aorta, bracht ik de afgelopen maanden een meer dan gemiddeld aantal uren voor de kijkbuis door. Van lezen kreeg ik vlekken voor mijn ogen, computeren was misselijkmakend en gesprekken langer dan een kwartier – ongeacht met wie, dus het is niks persoonlijks – deden het zweet in straaltjes langs mijn rug lopen. Het enige wat mijn hersens konden absorberen was pretentieloos vermaak.
What’s new?, mag mijn dochter graag zeggen.
Pas na twee weken in het universiteitsziekenhuis van Wales ontwaakt de interesse voor de tv boven mijn bed. De amputatie van mijn iPhone en laptop – normaal een verlengstuk van mijn lijf – heb ik zonder noemenswaardige bijwerkingen ondergaan. Maar de slapenloze uren kom ik via het Engelse retro-kanaal Dave graag door met George & Mildred en, vooral, Friends. Eenmaal thuis krijg ik van een nakomeling alle seizoenen van deze beste sitcom ooit op een harde schijf aangeleverd en kijk ik per etmaal tussen de 8 en 12 afleveringen, totdat ik ze alle 250 heb gezien. Zwaardere kost, zoals de Deense serie The Killing 2, kan ik niet langer dan een uurtje per dag verteren.
Een smartelijk ziekbed is niet alleen handig om pensioenuitdraaien en verzekeringspapieren uit te zoeken – mijn eega is bovenmatig geïnteresseerd in een antwoord op de vraag of een eventuele uitvaart (het hoeft noodzakelijkerwijs niet die van mij te zijn, natuurlijk) wel is gedekt – maar ook om de dichtgeslibde harde schijf van de dvd-recorder leeg te kijken. Na Friends en The Killing 2 zie ik alle episodes van Downton Abbey, voordat ik begin aan een ander mega-project: Spooks, een BBC-serie over Sectie D van de inlichtingendienst MI5. De eerste drie seizoenen krijg ik in een box van mijn zwager en schoonzus cadeau, de andere – er zijn er tien – steel ik van het internet, inclusief Nederlandse ondertiteling met in elke zin drie gruwelijke spelfouten. Inmiddels zijn we aan seizoen 8. Spooks is een serie waarin je je niet teveel moet hechten aan de hoofdrolspelers. Iedereen gaat dood. Maar er komen altijd weer nieuwe, die ook worden vermoord – of anderszins uit de reeks geschreven – zodra je aan ze gehecht bent geraakt.
Als ik mezelf wil ontdoen van meekijkers – het genre is in mijn gezin niet populair – tover ik een natuurfilm te voorschijn. Liefst eentje met het steeds trager wordende commentaar van de inmiddels 85-jarige Sir David Attenborough. Mijn dvd-recorder heeft meegelopen tijdens de uitzendingen van de op BBC1 uitgezonden reeks Frozen Planet, veel beter dan met de stem die de EO voor de Nederlandse markt heeft ingehuurd.
Mooi aan Frozen Planet is het weergaloze geduld en de techniek waarmee cameralieden je posteren tussen op elkaar inbeukende walrussen en zichzelf in slow motion uit het water lancerende pinguïns. Attenborough ontsluit continenten die voor mij – met m’n caravan – voor altijd onbetreden gebied blijven. Nou ja, met uitzondering dan van de beelden van de geboorte van twee jonge ijsbeertjes, waarvan onlangs door The Daily Mirror werd onthuld dat die zijn gemaakt in Ouwehands Dierenpark in Rhenen.
Daar ben ik al eens geweest.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.