The University Hospital of WalesHet spel komt uit het blad Margriet en is bedoeld om met elkaar in gesprek te raken. Maar van die redenen om van deelname af te zien, word ik me pas achteraf gewaar. Ook met antwoorden als ‘Naar de baarmoeder, want daar pas ik niet meer in’ kom ik niet weg na de vraag ‘Naar welke plek zou je nooit meer terug willen?’ Uit arren moede roep ik maar wat me als tweede te binnen schiet: het Universiteitsziekenhuis van Wales.

Al na een minuut heb ik er spijt van. Als patiënt hoef ik er niet meer te komen, maar ik wil graag nog een keer om een hoekje kijken op de vijfde verdieping waar de hartafdeling is ondergebracht. Of op de derde, waar de intensive care is, al was het maar om een keer bij mijn volle verstand te zien waar ik ruim drie weken heb gelegen.

Op de tv en in de kranten sla ik jaaroverzichten per definitie over omdat ik meer ben geïnteresseerd in wat voor me, dan in wat er achter me ligt. Maar sinds aan het eind van mijn zomervakantie de binnenwand van mijn aorta scheurde, loop ik voortdurend achter de feiten aan. ,,Dat je het aandurfde om je daar te laten opereren”, zei mijn tandarts een paar weken geleden nog, met een intonatie waaruit weinig vertrouwen sprak in de medische stand in Groot-Brittannië. Alsof ik een keuze had, in mijn eigen aflevering van ‘Try before you die’. Veel Britten kwamen er overigens niet aan te pas, in het universiteitsziekenhuis. Van de artsen die ik aan mijn bed kreeg, had het overgrote deel een Indiaas of Pakistaans paspoort. En de man die mij tijdens een 12 uur durende operatie oplapte, was een Zuid-Afrikaan.

Met wie zou je nog wel eens aan tafel willen zitten?

Nou, met hem dus, die thoraxchirurg, de professor of The Boss, zoals ze hem daar noemden. De man die door een verpleegkundige werd gekarakteriseerd met: ‘Op sociaal gebied een ramp, maar technisch één van de beste in de wereld’. Op onze afdeling bekommerde hij zich alleen om het selecte groepje van bijzondere patiënten dat hij zelf had geopereerd. Op momenten dat hij voor een congres in het buitenland zat, communiceerde hij met mij rechtstreeks via zijn secretaresse. Nooit met zijn collega’s, de zaalartsen, die ik op mijn beurt moest vertellen wat er met me moest gebeuren. Het was tekenend voor zijn gezag – niet het mijne – dat ze alles klakkeloos van me aannamen.

Wie er nog meer mogen aanschuiven? De arts-assistent die als twee druppels water leek op Mark Cavendish, de Chinese nachtzuster die mij tijdens het wisselen van de antibiotica-infusen alles vertelde over het leven in Venlo waar ze een paar jaar had gewoond en, ja, zelfs de mevrouw van de etenskar. Weet die ook eens hoe een fatsoenlijke maaltijd smaakt.

Aan wie bewaar je dierbare herinneringen?

Als je er beroerd aan toe bent, is de wereld om je heen maar een paar meter groot. In dat universum pasten drie andere patiënten, mijn buren aan de linker- en aan de overkant. Nigel, een makelaar wiens open hartoperatie in totaal elf keer werd uitgesteld omdat er voortdurend mensen als ik werden binnengebracht die voor hun beurt gingen. Keith, een goedaardige mopperkont in de traditie van Archie Bunker die na zijn medische ingreep een bacterie bij zich droeg die zijn borstkas open vrat, waardoor hij al zijn vertrouwen in de medische staf – vooral die van over de landsgrenzen – was verloren. En Ross, een semiprofessionele ijshockeykeeper die een puck tegen het onbeschermde plekje bij zijn long had gekregen, eigenlijk niet bij ons op de hartafdeling hoorde, maar profiteerde van een bed dat toevallig vrij kwam. Hij bracht met name de allochtone verpleegkundigen tot wanhoop door voortdurend zijn bloedmooie vriendin bij zich in bed te nemen.

Oké, laatste vraag: Wat is je favoriete moment van de week?

Als ik de laatste punt van dit stukje zet.