51bb23fad04fd4fd78ebde1186ae6ebfHaar naam en waardigheid lijkt zij te ontlenen aan een elf uit The Lord of the Rings-trilogie. Maar Imogen is onze fysiotherapeute en iedereen op de hartafdeling van het University Hospital of Wales is als de dood voor haar. Zij is degene die je komt halen voor je eerste stapjes na de operatie, technieken leert om op te staan met een opengezaagde borstkas en je aan het eind van de therapie meeneemt voor de ultieme beproeving: de trap. ,,Heb je die al gedaan?”, vraagt een breekbaar oud mannetje dat me elke dag komt vertellen over de tinmijnen in de Brecon Beacons. Ik schud mijn hoofd en hij zucht, zoals alleen gepensioneerde mijnwerkers kunnen zuchten. ,,Lucky you.”

Niet ‘herstellende van een gescheurde aorta’ of ‘aan het bijkomen van een open hartoperatie’ staat er in de rapportage van de bedrijfsarts bij de reden voor mijn verzuim van werk, maar: Verminderde energie. Dat dekt ook de lading wel. Niets zo slecht voor je energiewaarde als een 12 uur durende operatieve ingreep, acht dagen intensive care en tweeënhalve week ziekenzaal in Wales. Tien wankele eerste stapjes maak ik aan de hand van Imogen in de IC, om daarna als een shepherd’s pie ineen te zakken op de rand van mijn bed. De volgende dag is mijn engel des doods er weer en sleept ze me met haar luciferarmpjes als een buikspreekpop de hele immense ruimte door. ,,Ja, gaat hartstikke goed”, laat ze me met nauwelijks bewegende lippen zeggen.

Het saboteren van de oefeningen van Imogen is mijn eerste daad van heimelijk verzet als zelfbewuste aorta-patiënt. De opgerolde handdoek die ik met gekruiste handen voor mijn borst moet houden als ik uit een stoel of bed opsta – om te voorkomen dat het operatielitteken openscheurt – gebruik ik alleen als zij in de buurt is. Ik heb mijn eigen, veel gemakkelijkere techniek, als Keith Jones uit het bed aan de overkant me niet verraadt. Van de ademhalingsoefeningen om mijn longen te trainen moet ik hoesten, en hoesten doet zeer als je borst pas is opengezaagd. Ik train vooral door – als een opstandige kleuter – alles zelf te doen. Van douchen en aankleden tot dertig keer op een dag (en nacht) met de infuusstandaard naar de toiletten wandelen omdat ik met behulp van plaspillen zestien liter overtollig vocht uit mijn lijf kwijt moet. En naar de tv-kamer – waar ik met de mannetjes van de hartafdeling rugbywedstrijden kijk – is het ook een heel eind lopen.

Eenmaal thuis maak ik – eerst aan de arm van mijn vrouw, mijn eigen Imogen – rondjes van een paar honderd meter rond onze woning, om binnen twee weken in mijn eentje tien kilometer door de duinen en over het strand te struinen. Mijn racefiets schreeuwt me toe vanuit de schuur en vier weken voordat ik me mag melden bij het revalidatiecentrum, rijd ik met mijn fietsmaatjes al rondjes van 60 kilometer. Afgelopen zondag durfde ik voor de eerste keer met het peloton van de club mee voor een tocht van 75. Voor mijn gezinsleden ben ik een tegendraads kind dat kastijding nodig heeft van een hersteld hervormde dominee.

Maar omdat mijn hartslag niet hoger komt dan 124, heb ik nog steeds ‘Verminderde energie’, al is het niet meer te vergelijken met die eerste weken dat ik na het wassen en aankleden naast mijn ziekenhuisbed een half uur amechtig zit uit te hijgen in mijn stoel. Het is op zo’n moment dat Imogen me komt halen voor ‘de trap’. De gevreesde trap, waar de fysiotherapeute soms de hulp van twee assistentes moet inroepen om patiënten omhoog te sjorren. Kan dat niet op een andere keer?, piep ik angstig. Imogen schudt haar hemelse lange haren en er gaat een huivering door de oude mannetjes op de zaal. Nagestaard door negen paar waterige oogjes loop ik voor de fysio-elf uit door de lange gang naar het trappenhuis en twee trappen op, voordat ik de eerste keer durf om te kijken. ,,Wat is precies de bedoeling?”

,,Dit was het”, zegt ze bewonderend. ,,Dit was de trap. Goed gedaan, je bent ontslagen van fysiotherapie.”

Op de hartafdeling word ik onthaald als een overlever.