Een rinkelende telefoon om kwart voor vier in de morgen is de bode van naderend onheil. Nadat ik het toestel van het nachtkastje heb gepakt, moet ik twee keer diep adem halen voordat ik mijn naam kan noemen. Schoonzus aan de lijn. Vraagt naar mijn vrouw. Ze is net gebeld door het verpleeghuis waar hun moeder woont, met de mededeling dat het slecht gaat met ma. Ze moeten zo snel mogelijk komen. De sfeer rond het gehaaste aankleden, op weg naar weer een sterfgeval, voelt, met de herinneringen aan mijn schoonvader en vader nog vers in het geheugen, bijna akelig vertrouwd aan.