Dolomieten063Lang voordat ik hem in het zicht krijg, gonst zijn naam al door de rijen met toeschouwers buiten Corvaro, op de helling van de Passo Campolongo. ‘Mario, Mario, Mario, Mario, Mario!’ Mario Cipollini, startnummer 395 in deze Maratona dles Dolomites, ‘Mooie Mario’, winnaar van klassiekers als Gent-Wevelgem en Milaan-San Remo, 12 etappes in de Tour de France en 42(!) in de Giro d’Italia, wereldkampioen in 2002 (Zolder), deze Super Mario dus, gaat zo dadelijk worden ingehaald door wielertoerist Dick van der Plas, startnummer 2304.

Noord-Italië is al een week in de ban van de ‘Maratona’, die fietsers uit heel Europa trekt. In hun trainingsritjes wurmen duizenden wielertoeristen zich door het drukke verkeer, maar op de wedstrijddag zelf houden leger en politie vanaf vijf uur in de ochtend het parcours van 137,5 kilometer geheel autovrij. Op elke straathoek, bij elke afrit van hotels en winkelcentra staat een ambtsdrager die iedereen zonder startbewijs tien uur lang aan de kant zet. Niemand die dit vreemd vindt, want als wielrenner stel je nog wat voor, in Italië.

Mooie Mario ziet er op zijn 43ste nog steeds patent uit, met die enorme bovenbenen, zijn opvallende wit/blauwe tenue en zijn kekke zonnebril. Als enige rijdt hij, uiteraard, zonder helm. In de aanloop naar deze Maratona over zeven Dolomietencols was hij door mensen uit ons groepje al herhaaldelijk gezien op de terrasjes in Corvara, bij het ophalen van de startbewijzen in Badia en een enkel trainingsritje. Maar ik kom hem pas voor de eerste keer tegen op de top van de Passo Sella (2242 meter) waar hij wordt geïnterviewd door een cameraploeg. Want deze eendaagse wedstrijd (voor een select groepje hardrijders) en toertocht (voor zo’n 8000 anderen) wordt in Italië live op tv uitgezonden. Twee helikopters scheren ’s morgens rond half zeven bij de start over het veelkleurige lint van fietsers dat zich in beweging zet naar de eerste cols.

Als startnummer 2304 sta ik redelijk voor in het veld, maar Mario mag met de wedstrijdgroep vertrekken. Dat ik hem op de top van de derde berg nog tref, is des te opmerkelijker omdat ik bij de afdaling van de tweede col – de Passo Cordoi – ben lekgereden. Mijn goede gewoonte om bandjes altijd door een ander te laten vervangen, breekt me hier op. Ieder voor zich, is het deze dag. In de eeuwigheid die het lijkt te duren voordat ik weer op weg kan voor een bij voorbaat verloren inhaalrace, zijn ze me met duizenden voorbij gevlogen. Alleen Mario niet, die wás me al voor. En als hij zich op elke col breedlachend heeft laten interviewen is het geen wonder dat ik hem hier tegenkom.

In de afdaling – ik ben niet alleen te zwaar om echt goed te klimmen, ik durf ook niet hard te dalen, wat doe ik hier eigenlijk? – denk ik het laatste van Mooie Mario te hebben gezien als hij me als een speer voorbij komt. Maar zowaar, twee hellingen verder (in de Tour zou hij allang zijn afgestapt), klinkt daar weer het gegons van vooral vrouwenstemmen: Mario, Mario, Mario! Als ik hem passeer maak ik foto’s van zijn rugnummer en blijf een tijdje naast hem rijden om nog wat plaatjes te schieten, voordat ik het tijd vind om weer serieus te gaan fietsen.

Ondanks een door maagkrampen voor mij tergend traag verlopen beklimming van de Passo Giau zie ik Super Mario pas een kwartier na mijn eindtijd van 7.50 uur over de finish komen.

‘Alles goed gegaan’, sms ik naar huis. ‘Mario Cipollini helemaal naar de kloten gereden.’

Dolomieten064

 

Uit de krant van 8 juli 2010.