broodje-bal-gehaktIn navolging van Tom Boonen (cocaïne), Andreas Klöden (bloeddoping) en alle andere broodfietsers die dit seizoen al tot een bekentenis zijn (of nog worden) gedwongen, kan ook ik er niet langer omheen. Ja, ik gebruik. Al jaren. Voor de zwaarste wedstrijden zoek ik mijn toevlucht tot witte bolletjes met de voorgebraden gehaktballen van Dirk van den Broek, in combinatie met de (per twee verpakte) gevulde koeken van hetzelfde supermarktconcern.


Wetenschappelijke studies geven er nog geen uitsluitsel over, maar er zullen ongetwijfeld deskundigen zijn die menen dat je van gehaktballen niet harder gaat fietsen. Dat doet er ook helemaal niet toe. Net als veel andere middeltjes heeft de bal – op mij dan – een positief psychologisch effect. Al voor mijn eerste schoolreisjes braadde mijn moeder op de vooravond van de trip naar Efteling, Duinrell of Omniversum haar zelfgedraaide gehaktballen die zij – nog warm en met het aanhangende jusmengsel – direct op de witte bolletjes sneed, waarna het de hele nacht kon indikken tot een goddelijk mengsel van deeg en vlees. Zes tot acht van die bollen kregen we (mijn zussen waren er iets minder dol op, maar daar had mijn moeder niks mee te maken) mee in ons rugzakje en ik kan me niet heugen dat er ooit één weer mee terugkwam. En nog steeds hoort de bal – op de heenreis naar vakantieadressen, bijvoorbeeld – tot de hoogtepunten in mijn bestaan en heb ik ook mijn nazaten inmiddels warm gemaakt voor deze familietraditie.

Er zijn wel wielermaten die vreemd opkijken als ik – op weg naar bijvoorbeeld een Amstel Goldrace – om een uurtje of vijf in de ochtend in de auto aan mijn eerste broodje bal begin, spoedig gevolgd door een tweede en een derde. Zelf bijten ze zich dan manmoedig door een mueslireep of een bruine banaan, maar die krijg ik gewoon niet weg, op mijn nuchtere maag. Ook halverwege een Keuten- of Gulpenerberg glijdt het balletje gemakkelijker naar binnen dan zo’n in karamel gestold granenmengsel met allerlei verantwoorde vitamines en mineralen. Een man heeft vlees nodig. Dat hoefde je onze vroege voorvaderen al niet te vertellen.

Enkele jaren geleden ben ik van de zelfgedraaide bal afgestapt en heb ik me overgegeven aan de kant en klare exemplaren van Dirk van den Broek. Gemak dient de mens, tenslotte, en ik weet niet wat Dirk (of zijn vaste slager) erin stopt – ik zie soms stukjes paprika en ui – maar ze zijn lekker pittig gekruid en na een kwartier goed doorwarmen in de Croma zijn ze op de ideale temperatuur om tussen mijn bolletjes te worden versneden. Met zes tot acht tegelijk gaan ze dan – bovenop elkaar – in de plastic broodzak, die ik open op het aanrecht laat staan om er een niet al te kleffe bende (condens!) van te maken.

Op buitenstaanders mag dit proces merkwaardig overkomen, het is me al meerdere keren gebeurd dat ik bij bevoorradingsposten van grote toertochten tevreden in mijn broodje beet en mij door andere fietsers jaloers werd gevraagd: ‘Wat heb jij?’ Na mijn antwoord (‘Broodje bal’) lopen ze dan gretig alle kramen met verantwoorde repen, krentenbrood en bananen drie keer af om te kijken waar ik dat ding vandaan heb (uit de achterzak van mijn wielershirt, maar dat zeg ik er natuurlijk niet bij).
Nog geen enkele organisatie van een wielerronde durft eraan, aan het broodje bal. Terwijl er toch voorbeelden zijn van grote renners – denk aan een Johan Museeuw – die extra spierkracht dachten te halen uit een bezoek aan dierenartsen die niet vies waren van het toedienen van hormonen aan de veestapel van onze zuiderburen. Wat mij meteen op de zorgelijke gedachte brengt: zou Dirk van den Broek zijn varkensvlees soms uit België halen?

Om te voorkomen dat ik de eerste renner ben die straks positief wordt getest op de kant en klare gehaktbal, gooi ik alles meteen maar op straat.

Ja, ik gebruik, ik ben een bolletjesslikker.

En zolang de UCI ze niet op de verboden lijst zet, ga ik er gewoon mee door.