lydgatepilgrimsNog voordat we de receptie zijn gepasseerd, is er al paniek in de tent. Figuurlijk dan, want de camping in Canterbury staat het eerste weekeinde van mei – een Bank Holiday, voor de Engelsen – zo vol, dat er voor ons alleen nog plekken zonder stroom zijn. Er volgt koortsachtig overleg tussen mijn eega en mij: als we ergens een accu op de kop tikken (de oude heeft het vorig jaar begeven), hebben we op 12 volt in elk geval licht, doen de kranen het en kan het toilet van onze caravan doorspoelen. De koelkast werkt ook op gas.

Terwijl mijn wederhelft aan de balie de formaliteiten afhandelt, stel ik de nazaten in de auto op de hoogte van het feit dat we een weekje teruggaan naar de natuur. We treden in de voetsporen van de pelgrims uit The Canterbury Tales, lezen en herlezen de verhalen van Chaucer en dwalen rond in de eeuwenoude kathedraal. Het geloei van protest is tot aan de andere kant van de Kanaaltunnel – die we zojuist zijn gepasseerd – te horen: ‘Geen stroom!? Dan missen we Crime Scene Investigation!’

Als ouders moet je je het natuurlijk persoonlijk aantrekken, als je kroost niet meer kan kamperen zonder de geneugten van de tv, de satelliet-ontvanger en de draagbare computer. Dus dit is voor ons een week van uitdagingen. Van heropvoeding. Van het ons afwenden van populair volksvermaak en een kennismaking met – wat zeg ik, een bekering tot – de hogere cultuur. Ons leven wordt deze week niet gedicteerd door Crime Scene Investigation (CSI), dat door de commerciëlen zo’n beetje op elke avond van de week wordt uitgezonden en de vechtspelletjes op de Visual Gameboy Advance, die mijn zoon op mijn laptop heeft geïnstalleerd. “Toen dan april met vele milde buien, de maartse droogte weg had laten kruien…”, citeer ik het eerste van De Canterbury Verhalen, als mijn vrouw me naar de receptie terugroept om mijn Camping Card International af te geven. “Goed nieuws”, zegt ze. “Er belt net iemand af. We hebben een stroomplek.”

Na een wandeling van 1670 yards (precies een mijl) staan we diezelfde middag nog in het centrum van Canterbury voor de kathedraal, maar lijkt het nog te vroeg om het hoogtepunt van de vakantie meteen al af te werken. Bovendien lokken het softijs, de terrasjes en de pittoreske winkelstraatjes. De dagen daarna zie ik het beroemde godshuis alleen op de racefiets tijdens mijn tochtjes op de Cathedral to Coast-route (blauwe bordjes met nummer 16), bewaar ik Geoffrey Chaucer nog even voor als ik de nieuwe John Grisham en James Patterson uit heb en beperkt het laven aan de Engelse cultuur zich voorlopig tot het nuttigen van Fish and Chips in de kustplaatsjes Deal, Herne Bay en Broadstairs en een rondleiding door de Secret War Time Tunnels onder Dover Castle, waar ze proberen ons de smadelijke terugtocht uit Duinkerken (die vanaf deze plek werd gecoördineerd) als één van de meest glorieuze momenten van de Tweede Wereldoorlog te verkopen. Even doet mijn echtgenote nog een vertwijfelde poging om haar dochter voor Chaucer te interesseren. Maar op de momenten dat Crime Scene Investigation niet op televisie wordt uitgezonden, leest zij de CSI-boeken (naar de gelijknamige serie) van Max Allan Collins.

Op de dag voor vertrek, als we onze luifel alweer (droog) hebben ingepakt omdat je het maar nooit weet met het Engelse weer, maken we dan toch de gang naar de wieg van het Engelse christendom, de stad die vooral van de 12de tot de 16de eeuw een bloeitijd kende, toen pelgrims uit alle hoeken van Europa het heilige graf van Thomas à Becket bezochten en Chaucer hun verhalen optekende. Onze oudste nakomeling ondergaat het allemaal als een 13-jarige die zojuist nog eens het handboek Puberen heeft doorgenomen, totdat we stilstaan in de kapel waar de toenmalige aartsbisschop op bevel van koning Henry II werd vermoord. Zeker een kwartier staat ze gebogen over de eenvoudige gedenksteen die de plek van het misdrijf markeert, met de woorden ‘Thomas à Becket, aartsbisschop, martelaar. Stierf hier op dinsdag 29 december 1170.’

“Zoekt ze wat?”, vraagt mijn vrouw, als we aan de rand van de noordwestbeuk van de kathedraal staan te wachten totdat onze dochter zich weer bij ons voegt.

“Bloedsporen”, zeg ik. “Dit is de enige plek die haar nog een beetje doet denken aan Crime Scene Investigation.”

 

Uit de krant van 9 mei 2005