16-8-2012-16-7-vuilnis_480De lege bierkratten kleuren de gevel nog niet groen en de vuile vaat krijgt op het aanrecht ook geen pootjes. Maar verder hebben mijn jongste nazaat en ik onze woning geleidelijk veranderd in een studentenhuis. Het tempo is laidback, als in een nummer van de betreurde J.J. Cale. De sfeer die van ouwe-jongens-krentenbrood. Leven en laten leven. Alles op z’n tijd. Rustig aan, dan breekt het lijntje niet.

Het echte losbandige leven gaat in grote trekken aan onze zoon (18) voorbij. Als student Internationale Betrekkingen en Organisaties – een specialisatie van de studie Politicologie –  stapt hij voor de colleges in de bus die pal voor ons huis in Katwijk stopt en hem binnen twintig minuten op loopafstand van de Faculteit der Sociale Wetenschappen in Leiden weer uitspuugt. De tijden zijn toegesneden op ons nieuwe levensritme: van 11.00 tot 15.00 uur. Of van 14.00 tot 17.00 uur. Niet iets om je wekker voor te zetten, dat studeren.

Het is dat mijn interne klok nog is ingesteld op die van een loonslaaf, anders zou ik er naadloos in meegaan, nu de baas niet meer roept. Tegenwoordig neem ik vanaf 07.00 uur in bed op mijn iPad de krantjes door totdat mijn blaas aangeeft dat het tijd is om op te staan. Dan werk ik in ochtendjas achter de computer de correspondentie door, geef een levensteken op Twitter, maak op Facebook reclame voor een gereanimeerd stukje uit de oude doos en werk tussendoor mijn ontbijt van in de thee gedoopte speculaasjes weg.

Een uur nadat ik me heb aangekleed meldt mijn zoon zich in de regel om staand voor het aanrecht twee gevulde koeken en een glas drinkyoghurt naar binnen te werken. De plicht roept. Goedmoedig sjok ik achter hem aan om het lege pak weg te gooien, zijn glas in de vaatwasser te doen en de kruimels van het aanrecht te vegen. Ach, ik ben ook jong geweest. Uit zijn kamer haal ik nog wat bordjes van de lunch van gisteren (en eergisteren), lege chipszakken en zeven vuile bekers die tussen de papieren op zijn bureau staan.

Als we tussen de middag samen thuis zijn bakken we eieren met spek, eten warme grillworst op brood of schrapen bakjes met rivierkreeftjes- en krabsalade uit de koelkast leeg. Voordat hij ’s middags naar zijn bijbaantje bij de Gamma gaat (drie uur in de vulploeg, bijna altijd onder etenstijd) stopt hij een cheeseburger, voorgebakken pannenkoeken of kaasbroodjes in de oven of magnetron.

Gaat het er altijd zo gemoedelijk aan toe? Nee, twee keer in de week wordt hij om 08.30 uur uit zijn bed getrommeld, stommelt hij gedwee omlaag met zijn vuile vaat, ontbijt hij keurig met boterhammen en een glas melk, kruipt hij braaf achter zijn studieboeken en blijft de headset waarmee hij de rest van de week met zijn vrienden luidruchtig online computergames speelt, urenlang onaangeroerd.

Maar dat is gelukkig alleen op dinsdag- en woensdagmorgen.

De rest van de week is onze strenge hospita naar haar werk.