Schermafbeelding 2015-07-08 om 13.54.38Als ik haar vijf minuten lang verbaal – maar tevergeefs – duidelijk heb gemaakt dat er in de zes meter van ons huis naar de schuur geen enkel gevaar valt te duchten, wordt het tijd voor een demonstratie. Ik loop van het terras bij de achterdeur het nauwe paadje op, passeer de boom die midden in een cirkel van klinkertjes staat en loop onder de pergola met de blauwe regen, die onze tuin in tweeën deelt. “Zie je wel dat…”, wil ik zeggen, als opeens een kleverig masker over mijn gezicht wordt strakgetrokken, mijn oogleden en lippen zich vullen met een slijmerige substantie en ik in mijn ooghoek nog net iets gestreepts en harigs zie wegschieten. “Zie je wel dat hier spinnen zitten”, zegt mijn dochter (12).

De eerste zes jaar van hun leven heb ik gevochten tegen onzichtbare demonen: krokodillen onder het bed, draken op het behang en slangen onder de lakens. Dat was meestal een kwestie van licht aan, de ergste paniek sussen en een glaasje water serveren. Het gedierte waar ik voor mijn nazaten nu tegen strijd, stelt in omvang helemaal niks voor, maar het is wel tastbaar. Het zit op het behang, tegen het plafond en achter kasten. En zodra je ervoor wordt gealarmeerd, is het ook zo weer weg. “Hij zát daar! Als ik zo het licht uit doe, komt-ie weer tevoorschijn! En dan loopt-ie over m’n gezicht, zo in m’n mond!”

De angst voor spinnen wordt van moeder op dochter doorgegeven. En als ze er maar hysterisch genoeg over doet, wordt je zoon ook bang. Als enige man in huis, derhalve, hangt er veel af van mijn voorbeeldfunctie. Ik reageer op hulpgeroep (‘Een spin! Een spin!’) alsof deze achtpotige aardbewoner mijn beste kameraad is. Ook in mijn aanpak van de spin, straal ik louter goedmoedigheid uit. Als het niet per se noodzakelijk is, dood ik het dier niet. Daar is geen reden toe, een spin is niet gevaarlijk, geef ik als signaal. Ik vang hem voorzichtig in een zakdoek en zet hem buiten de deur.

Of dat de reden is, weet ik niet, maar dit jaar zijn er in en rond ons huis naar mijn gevoel meer spinnen dan ooit. In het kleine tuintje naast de voordeur hangen er in de regel zeven ondersteboven op hun prooi te wachten. Op de zes meter van de achterdeur naar de schuurdeur loop je in de regel door een haag van spinrag. En er is altijd wel één dwarse spin die zijn web niet langs maar over het paadje heeft gespannen. Alleen weet je nooit wáár.

De spin in de achtertuin is bij ons thuis een serieus item sinds mijn dochter een paar weken op de middelbare school zit en zij ’s morgens als eerste haar fiets uit de schuur haalt. De zes meter die haar van haar rijwiel scheiden, weigert zij te overbruggen, uit angst voor de spin. En aangezien ik op dat tijdstip nog in bed van mijn avonddienst lig te bekomen, loopt mijn eega voor haar uit, met een grote stok zwaaiend als een medicijnman die met zijn staf de boze geesten verdrijft. Als zij onderweg behalve een spin ook een olifant tegen het lijf zou lopen, dan ging deze na zo’n klap ook geheid tegen de vlakte.

Bij de schuur aangekomen, is het gevaar nog niet geweken. Er zitten ook spinnen ín de schuur. Het pakken van de fiets krijgt daardoor veel weg van een hit and run-overval. Een ramkraak. Als de fiets van mijn dochter met veel geweld door de deuropening is gesleurd, ligt de rest van de rijwielen in het schuurtje op de grond en bungelt mijn peperdure racefiets nog maar aan één haakje aan het plafond.

De angst voor spinnen is – zoals zoveel angsten – gebaseerd op onwetendheid. Om verdere hysterische taferelen in de achtertuin te voorkomen, verspreid ik dankzij internet mijn kennis over de spin.

“Weet je hoeveel spinnensoorten er in Nederland zijn?”

Voor mijn dochter maar één: de enge spin.

“550”, zeg ik. “Meer dan er vogelsoorten zijn. En weet je hoeveel van die soorten gevaarlijk zijn voor de mens?” Het antwoord wacht ik niet af. “Geeneen!”

Maar zoals zo vaak, blijft alleen het slechte nieuws hangen. “550 soorten!”, gruwt ze nadrukkelijk. En bij nader inzien vind ik het zelf ook wel een beetje veel. Bovendien heb ik de exotische soorten die in dozen met bananen en bloemen worden ingevoerd, nog niet meegeteld.

Het lijkt mij raadzaam mijn verder verworven kennis over de spin maar even voor me te houden. Zodoende ben ik de enige uit ons gezin die weet dat er zelfs in de properste huizen gemiddeld 1500 spinnen zitten, dat hun web sterker is dan staaldraad en dat paarlustige mannetjes vaak de gekste toeren moeten uithalen om niet door het vrouwtje als prooi te worden opgevroten omdat die beesten zo bijziend zijn als de pest.

Ik denk eerlijk gezegd niet dat ik vannacht nog een oog dichtdoe.

 

Uit de krant van 13 september 2004