Aangemeld hebben ze zich nooit, maar als ze zich persoonlijk bij je afmelden gebeurt dat doorgaans met een verwijtende ondertoon. ,,Het gaat uitsluitend nog maar over wielrennen, waarbij het ouwe jongens krentenbrood-gehalte hoog is. Helaas, maar dit weblog gaat uit mijn lijst met favorieten.”
Het is mijn zoon die graag de rol van onheilsboodschapper op zich neemt en dit soort mailtjes – bij voorkeur tijdens de avondmaaltijd – aan de rest van het gezin voorleest. Het staat ver van mij af, maar sommige mensen vinden het nu eenmaal grappig om ten koste van anderen de lachers op hun hand te krijgen.
Nog een voorbeeld: mijn dochter keerde afgelopen zaterdag terug van een reünie van haar middelbare school. Op mijn vraag ‘Was het leuk?’ knikt ze enthousiast van ‘Ja!’. En wel hierom: ,,Nu je nauwelijks meer over ons gezin schrijft, kun je volgens mijn oud-leraren wel stoppen met je column”, zegt ze.
Ik kan er niks aan doen maar mijn stem klinkt een beetje huilerig, als ik mijn armen in machteloosheid ten hemel hef en uitroep: ,,Maar ik mág van jullie helemaal niet meer over het gezin schrijven!”
,,Zo is het”, beaamt ze ten overvloede.
Haar eigen columns – eerst voor de Jongeren- en momenteel voor de Wetenschapspagina van één van de edities van dit dagblad – mogen zich nog wel in de populariteit van het lerarenkorps verheugen.
Al enige tijd ben ik op zoek naar een nieuwe identiteit. Eerst op internet, waar ik twee weblogs bijhield: de één over huis-, tuin- en keukenaangelegenheden, de ander over wielrennen. Maar als gevolg van een combinatie van factoren besloot ik tot een drastische koerswijziging. Ik had er geen zin meer in, de dagelijkse last werd me te zwaar en het begon te veel op werk te lijken.
Bovendien kreeg ik ook hier concurrentie uit onverwachte hoek. Mijn eega – erkend digibeet – moest zich voor een cursus bekwamen in de zegeningen van het world wide web en een eigen weblog aanmaken. Sindsdien brengt ze zoveel uren met haar laptop op schoot door dat een dik kussen moet voorkomen dat haar bovenbenen verschroeien onder de hitte die haar processor uitbraakt. Vrijwel dagelijks laat ze me weten dat de bezoekersaantallen aan haar site weer een nieuw hoogtepunt hebben bereikt.
Door mijn vernieuwde blog de ondertitel ‘Een site over meer dan wielrennen’ mee te geven, dacht ik van twee walletjes te kunnen eten. Maar wat de ontvolgers mij in bittere mailtjes met veelzeggende onderwerpen als ‘Ik haak af’ laten weten, is waar: ,,Dat meer dan wielrennen zie ik niet meer terug in je verhaaltjes.”
Mijn weblog gaat – en dan nog alleen als ik er zin in heb – over mijn hobby. Niet mijn volgers haken af, ik ben zelf afgehaakt. En daarmee bevind ik mij in goed gezelschap. Van steeds meer mensen hoor ik dat ze zich – van Facebook tot Hyves en Twitter – laten ontvolgen omdat het de kwaliteit van hun bestaan ondermijnt.
Mijn echtgenote bezoekt aan het begin van deze week een lezing van filosoof Stine Jensen, die al langere tijd kritisch is op het effect van sociale media op zaken als intermenselijk contact en echte vriendschap. Begeesterd door deze woorden zet ze zich laat op de avond aan het tikken van een weblog waarin ze het heilzame effect van lange wandelingen en goede discussies op zonovergoten terrassen verkiest boven het niet aflatende geleuter in cyberspace.
Tegen één uur vind ik het, alleen boven in bed, welletjes en doe het licht uit.’
‘Welterusten’, twitter ik naar beneden.
Een dag later blijkt ze me niet te volgen. Nooit gedaan ook.
Uit de krant van 14 april 2011.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.