Boven de koekenpan waarin ik een restje Chinees opwarm, mijmer ik over één van de definities van een gezin: een groep individuen die elkaar voor het avondmaal aan de eettafel treft. Als dat zo is, zijn wij vanaf deze week geen gezin meer. We hebben ons nageslacht geofferd aan het verenigingsleven, dat alle trainingstijden voor dit seizoen ruwweg tussen vijf en zeven heeft gepland. De vrijdag is het voorlopige dieptepunt voor de gezamenlijke maaltijd. Rond halfzeven bak ik – na een lange dag van hard werken – mijn eigen overgeschoten prakje op. Om halfacht schuif ik de pannenkoeken van mijn zoon in de magnetron. Om kwart over acht gaat de pizza van mijn dochter de oven in. En om kwart voor negen, als mijn vrouw thuiskomt van haar werk in de plaatselijke bibliotheek, doet zij zich tegoed aan een Indische maaltijd, ook uit de magnetron.
In de logistiek van het gezinsleven past geen zorgvuldige planning. Zodra je de eigen werkschema’s min of meer – want het lukt nooit helemaal – hebt aangepast aan de lesroosters van je kinderen, blaast het verenigingsleven als de orkaan Katrina dit wrakkig gebouwde kaartenhuis overhoop. Omdat we alle activiteiten niet meer op elkaar konden afstemmen, is de veelbelovende carrière van mijn dochter als hoboïste vroegtijdig in de kiem gesmoord. Niet tot haar verdriet (en dat van de buren) overigens, bleek het bespelen van een instrument niet meer te combineren met de basketbaltraining die – met opnieuw de aspiraties om Nederlands kampioen te worden – is gehandhaafd op drie keer in de week, gevolgd door een wedstrijd op zaterdag.
Mijn dochter traint op maandag, donderdag en vrijdag. Mijn zoon aanvankelijk alleen op woensdag, maar daar is vanaf dit seizoen ook de vrijdag bij gekomen. Zijn belangrijkste argument om het bij één training in de week te laten – ‘ik ga ervan zweten’ – bleek voor zowel de coach als voor ons onvoldoende overredingskracht te bezitten. De dinsdag koesteren we voorlopig nog als de enige avond die we doordeweeks gezamenlijk aan tafel schuiven. Maar er is de voortdurende dreiging van een ingelaste training, een tafelcursus of een andere, niet voorziene basketbalcalamiteit.
We hebben er alles aan gedaan om de avondmaaltijd – de plek om gezamenlijk de dag door te nemen – als instituut in ere te houden. Maar eten voor de training is geen alternatief: met een volle maag kunnen ze niet sporten. Zoals eten direct na de training ook eigenlijk geen alternatief is: dan hebben ze geen trek. En trainen tot kwart over zeven betekent inclusief douchen en naar huis fietsen, automatisch dat je pas om 20.00 uur aan tafel schuift. Dat kun je thuisblijvers niet aandoen.
Op ongeregelde tijden en in etappes eten, kent ook allerlei beperkingen. Ergens in de eerste week van het verenigingsseizoen is de Schijf van Vijf van verantwoorde voeding vervangen door een alternatieve lijst van favoriete fastfoodmaaltijden. Mijn zoon gaat een belangrijk deel van dit seizoen groter groeien met de gezoete smulpannenkoeken van De Pannenkoekerij (als beste getest door Kassa), klaar in 30 seconden. Mijn dochter is – na een lange zoektocht naar pizza’s waar geen ‘dingetjes’ op zitten (stukjes paprika, ui of andere zichtbare groenten) blijven hangen bij de Pizza Salami (Auf Stein gebacken) van Trattoria Alfredo (verkrijgbaar bij de Lidl). Mijn vrouw eet bij voorkeur de Indische maaltijden van kok Lonny: ze zweert bij de Rendang Padang, stukjes pittig gebraden rundvlees in een saus van geroosterde kokos en sambal.
Terwijl ik de restjes babi pangang, geroosterde Thaise kip en de groenten in zoetzure saus met de overgebleven nasi tot een lichtbruine smurrie roer, moet ik, mijmerend boven mijn koekenpan, vaststellen dat ik bij ons thuis de enige ben die nog een beetje gevarieerd eet.
Lang leve de vereniging.
Uit de krant van 13 september 2005.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.