Ierland172Gezinsleden zonder legerervaring hebben er wel eens boze dromen over. We staan met de caravan vooraan in de rij van de veerboot en onze auto wil niet starten. Als de laadklep zich opent beginnen achter ons gestresste vrachtwagenchauffeurs, getatoeëerde hippies in afgetrapte campers en Duitse proleten in dure Mercedessen op hun claxons te drukken. Het is ons al vaker overkomen en nu ik – bijna in Harwich – de contactsleutel omdraai komt er opnieuw niet meer dan een zielig zoemtoontje onder de motorkap vandaan. ,,Welkom in je nachtmerrie”, zeg ik tegen mijn vrouw.

Met stip op één in onze vakantiestress toptien staat – al bijna dertig jaar lang – autopech. De herinneringen aan dat leuke restaurantje in Honfleurs, de zegeningen van de vijfsterrencamping op het Deense eiland Funen en het avondschijnsel van de zon over de lagune van Venetië leggen het altijd af tegen de kapotte bobine in Bretagne, de haperende startmotor op het parkeerterrein bij Dover Castle en de kokende radiator in de Antwerpse Kennedytunnel. Kleine ongemakken voor lieden met poetslappen in de kontzak en rouwranden onder de nagels, maar voor iemand die behalve op legerervaring niet op enige kennis van elementaire autotechniek kan bogen, is het alsof al het levensgeluk ter plekke uit hem wordt weggezogen.

Vreemd, want mijn eerste uitweg uit welke crisis dan ook, bevindt zich doorgaans op niet meer dan een meter afstand van mij. Het ‘Ga jij eens kijken of iemand ons kan helpen, dan pas ik op de auto’ doet het altijd goed in de verontwaardigde verhalen die mijn eega na een goede afloop op verjaardagsfeestjes mag rondstrooien. Haar gang naar eenzame, door hondsdolle pitbulls bewaakte boerderijen of haar wanhopige gezwaai naar een passerende truck op de vluchtstrook van een door bijna alles en iedereen verlaten provincialeweg, is eveneens een terugkerend thema in haar angstdromen. Kan ik het helpen dat de aanblik van een blonde vrouw in nood zo’n heilzame werking heeft op de hulpvaardigheidsgevoelens van bouwvakkers, landarbeiders en monteurs van de KwikFit?

De jaren dat we ons met het wrak van de weg in den vreemde begaven, liggen al enige tijd achter ons. Onze van alle luxe voorziene SUV trekt de caravan met zo’n gemak dat alleen het verbruik van 1 op 6 aangeeft dat er enige inspanning bij komt kijken. Dankzij niet minder dan drie 12-voltaansluitingen en evenzoveel verdeelstekkers houdt hij – schijnbaar al even moeiteloos – een TomTom en de oplader van de iPhone (voorin), de laptop, een dvd-speler en de Nintendo DS (achterin) en een elektrische koelbox (in het bagagegedeelte) aan de praat en regelt hij via de permanente stroomdraad naast de trekhaak ook dat de koelkast van de caravan tijdens het rijden zodanig op temperatuur blijft dat de ingevroren kipfiletjes niet aan de wandel gaan.

Als ik dit wonder van techniek na zeven uur in de buik van de ferry ‘Hollandica’ met de afstandbediening uit zijn overtochtslaap wil halen, blijft het geknipoog van de verlichting achterwege. ,,Dat doet hij wel vaker”, zeg ik geruststellend tegen mijn echtgenote, bij wie ik een paniekaanval zie opkomen. ,,Te veel elektronische rimram in zo’n ruim.” Ik geloof het bijna zelf, als ik met de sleutel de portieren open en we onze plaatsen innemen. Starten mag ik pas als de laad- en losklep naar beneden gaat, maar zo lang houd ik het niet uit. Het zielige zoemtoontje dat de motor niet tot leven brengt, maakt in elk geval een eind aan de gespannen stilte tussen mij en mijn echtgenote die – waar haalt ze het vandaan? – mijn gemompel over haar bevroren kipfiletjes (,,Alsof ze in Ierland geen supermarkten hebben!”) die de autoaccu hebben leeggezogen, beschouwt als een poging om haar de schuld in de schoenen te schuiven.

‘Staan met pech vooraan in de rij van de ferry. Schaam me dood’, twittert onze dochter op de achterbank naar haar vrienden.

,,Ga jij eens kijken of iemand ons kan helpen”, maak ik een eind aan een venijnige twistgesprek. ,,Dan pas ik wel op de auto.”

Een blonde vrouw in nood. Daar droomt elke bootsman van.

 

Uit de krant van 26 augustus 2010.