Exhibitionisme – zoals je het uitventen van je eigen leed wel mag noemen – is beter te verdragen als het wordt opgediend met wat ironie en zelfrelativering, schreef Wilma de Rek ooit in De Volkskrant. En dat is ook wat ik poog na te streven in mijn tweets, stukjes voor dit weblog en mijn column die een tijdlang gingen over het leed dat gescheurde aorta heet. Na mijn eerste bijdrage in de krant sinds mijn ontslag uit het ziekenhuis, bleek ook dat veel lezers nog geen idee hadden waar ik was gebleven. Mijn mailbak stroomde vol met reacties, en niet alleen van ‘vrouwen van een zekere leeftijd’, zoals mijn dochter mijn lezerspubliek graag mag aanduiden. Voor alle niet-abonnees in den vreemde of dichtbij, dit is wat mij overkwam.

Aorta-001Het is een wrede vraag aan iemand die zes dagen in coma heeft gelegen. Maar artsen, anesthesisten en verpleegkundigen die met me hebben geworsteld op de intensive care van het Universiteitsziekenhuis van Wales willen hem toch gesteld hebben op de dag dat ik na een wonderbaarlijke opstanding weer naar huis mag. ,,Weet je nog wie ik ben?”

Van alle manieren om de vakantie met een paar weken te verlengen, koos ik een bijzondere. Nou ja, koos… Ik had er weinig invloed op dat in de ochtend van 10 augustus de binnenste laag van mijn aortawand van boven tot beneden afscheurde en ook nog ergens een hartklep en wat aderwerk meenam. Te hard gefietst, te wild geleefd? Het zal ongetwijfeld, maar het meest waarschijnlijk is toch een genetisch defect.

Wat wél voor me pleit is dat ik een uitgelezen plek heb uitgezocht om tegen een levensbedreigende aandoening op te lopen. Een dag ervoor sjouwde ik nog met een rugzak door de Brecon Beacons, een nationaal park waar eerstehulpposten dun zijn gezaaid. En de eerste twee weken van onze vakantie in het Verenigd Koninkrijk brachten we door op campings in wat ze daar ‘the middle of nowhere’ noemen. Ze bestaan nog, in het Verenigd Koninkrijk: plekken waar je eerst een kwartier met de auto moet rijden voordat je gsm-bereik heeft. Nu staan we aan de rand van Newport, een havenplaats in Wales, waar de vrouw van onze campingbaas negen jaar op een intensive care heeft gewerkt, de ambulance binnen een kwartier het terrein op stuift en het plaatselijke ziekenhuis een trauma-afdeling heeft waar ze een behoorlijke diagnose kunnen stellen.

Ook het tijdstip van mijn wat in medische termen een aortadissectie heet, heb ik goed gekozen. Waar zo’n scheuring zich hoort aan te dienen met een hevige pijn op de borst, ga ik zonder enige waarschuwing vooraf genoeglijk snurkend onderuit in bed. Niet om één uur ’s nachts, als mijn geronk tot de natuurlijke geluiden in onze caravan wordt gerekend, maar om negen uur in de ochtend als mijn echtgenote – die even naar het toiletgebouw is – me al na een paar minuten bewusteloos vindt.

De afwezigheid van normale symptomen brengt ook de twee ambulancebroeders in de war. Meestal weten ze binnen drie minuten wat iemand mankeert, maar nu tasten ze in het duister. Hartaanval? Beroerte? Dat hun apparatuur in de beschermende constructie van de caravan niet goed werkt, helpt ook niet. Twee uur en een echo van de borststreek later, weten ze het in het ziekenhuis van Newport wel. De trauma-arts stuurt me door naar de enige plek in de wijde omtrek waar ik kan worden geholpen: het University Hospital of Wales (in goed Welsh: Ysbyty Athrofaol Cymru), zo’n tien mijl verderop, dat één van de beste hartafdelingen van het land heeft.

Wat ook pleit voor mijn timing: de vermaarde Zuid-Afrikaanse professor Ulrich von Oppell – the boss, voor zijn personeel – heeft weliswaar geen dienst, maar kan voor dit bijzondere klusje van huis worden opgeroepen. Hij begint om drie uur in de middag met een twaalf uur durende ingreep die mijn dochter op Twitter aan haar volgers als volgt omschrijft: ze openen zijn borst, stoppen zijn hart, sluiten hem aan op de hart-longmachine, koelen zijn hersenen tot 18 graden en proberen de schade te repareren en de aorta te vervangen.

Meer dan een ijzeren gestel heb ik niet in te brengen tijdens de gecompliceerde operatie en de zes dagen dat ik alleen uit narcose wil bijkomen om alle slangen die me in leven houden uit mijn lijf te trekken. Mijn overlevingskans ligt dagenlang een behoorlijk eindje buiten de gangbare prognoses.
Dat verklaart in elk geval de opluchting in de stemmen van het IC-personeel dat mij een handje komt geven voordat ik na drie weken ziekenhuis terugvlieg naar Nederland.

,,Hé, weet je nog wie we zijn?”

Ik heb werkelijk geen idee.

Maar zonder jullie was ik er niet meer geweest.