dont-stress-relaxBij de tweede keer dat hij zich aan ons bed meldt met de mededeling dat hij moet drukken, kijkt mijn eega mij door de troebele schemer van haar halfgesloten oogbollen aan. ,,Morgen schoolreisje”, verklaart ze, en aan deze twee woorden heb ik genoeg. Nog vier keer meldt hij zich die nacht, nu twee weken geleden, omdat alle grote gebeurtenissen in zijn leven onmiddellijk op zijn darmen slaan. Schoolreisjes: gemiddeld zes keer met de dunne naar de wc. De nacht voor de grote vakantie: vier keer. Bij belangrijke proefwerken: vijf keer. Nu staan we aan de vooravond van het afzwemmen voor zijn C-diploma. Ik kan het slecht inschatten, maar bereid me voor op een onrustige nacht.

Wat is het nut van zindelijk zijn, als je er elke keer dat je naar het toilet moet bij je ouders melding van maakt? Overdag is deze gewoonte van mijn zoon nog zo hinderlijk niet (‘ik ga even plassen, oké?’), maar ’s nachts is het andere koek. Hij heeft een periode doorgemaakt dat hij ons vanuit zijn bed riep met de aankondiging van elk toiletbezoek, maar nu we hem dat na jaren hebben afgeleerd, meldt hij zich keurig bij ons aan het bed. Soms wanneer hij nog moet. Maar het gebeurt ook wel dat hij na gedane arbeid nog even komt vertellen dat hij naar de wc is geweest. ,,Ik ben even wezen plassen.”

Goed dat je het zegt, ik dacht dat het stortblok rond een uurtje of drie een dolletje met ons uithaalde.

Het C-diploma zorgt al enige tijd voor stress. We hadden er ons al mee verzoend dat hij nooit verder zou komen dan zijn A, na twee jaar van geploeter bij een particuliere instructeur. De moed ontbrak ons om hem door te laten gaan voor B. Maar het mooie aan ons dorp is dat ze alle kinderen die op eigen kosten hebben leren zwemmen, in groep vijf en zes van de basisschool ook nog eens zwemles geven. In het eerste zwemjaar haalde hij zijn B. Nu mag hij, in bijna de laatste schoolweek, op voor zijn C. ,,Ik kan alleen nog niet goed door het gat”, vertrouwde hij zijn moeder toe, waarna deze in de periode dat ik zelf nog op trainingskamp in Spanje was, het ferme besluit nam dat ik met hem moest gaan oefenen.

Als ik moet kiezen tussen een bezoek aan de mondhygiëniste voor het verwijderen van een kilo tandsteen of een uurtje in een openbaar zwembad, twijfel ik geen moment. Maar soms laat het leven je geen keuze. Dus melden wij ons, een uur voor sluitingstijd, op een zaterdag bij het vijftigmeterbad, waar ik het gat (een uitsparing in een rood zeil, dat met een beugel in het bassin kan worden gehangen) keurig op negen passen van de rand hang. Mijn zoon laat zich als nijlpaard van het startblok vallen, trekt halverwege nog een knietje op om zijn vaart extra af te remmen, laat zich naar de bodem zakken, doet twee luie slagen met zijn handen, flippert wat met zijn voeten en komt vier meter voor het gat proestend omhoog.

Met hulp van betrokken omstanders werken we eerst een half uur aan zijn duiktechniek (‘daar zit de eerste winst’) en vervolgens aan zijn zwemtechniek onder water, wat erin resulteert dat hij na drie kwartier voor het eerst door het gat gaat.

Een toevallig passerende badmeester die opkijkt van het gejuich, haalt met een onverstoorbaar gezicht het zeil met het gat uit het water en hangt het twee meter verderop. Dit is het officiële punt, voor C. In het resterende kwartier tot de sluitingstijd komt mijn zoon niet eens bij het zeil in de buurt en als geslagen honden keren we gedesillusioneerd huiswaarts.

De avond voor de grote dag slaapt hij als een roos, om de ochtend daarop met een gedrogeerde blik in zijn ogen op het startblok te stappen, zich levensmoe in het water te storten en in één keer door het gat te zwemmen.

Ik wijt het maar aan de bami met babi pangang, dat ik zelf de halve nacht op de wc heb gezeten.

 

Uit de krant van 27 juni 2006.