maxresdefaultEen aardbeving, een windhoos of een vloedgolf kunnen in één keer je hele hebben en houwen wegvagen. Verschrikkelijk, natuurlijk, maar je weet wel meteen waar je aan toe bent. Bij ons thuis zet het verval zich met een angstaanjagende geleidelijkheid in. Op maandag begeeft de cv-ketel het, op dinsdag de motor van de centrale afzuiginstallatie en op woensdag de harde schijf van de computer. De wurgende onzekerheid over wat er vandaag weer de geest geeft, is het ergst. Donderdag start de auto niet meer en op vrijdag valt de verrotte poortdeur van zijn hengels. Als ik in voodoo geloofde, zou ik zweren dat er ergens iemand met een hamer op een schaalmodel van ons huis stond te rammen.

Een gammele transformator laat de vier lampen boven onze eettafel op ongelegen momenten aan en uit gaan. Alles wat geluid kan maken of ons huis van bewegende beelden voorziet, moest het afgelopen half jaar al worden vervangen. En nu laat mijn zoon voor mijn ogen een nieuwe cd-discman op de houten vloer in stukken vallen. Langs de achterwand van de koelkast loopt water. Het gat in de ozonlaag is bezig aan de opwarming van de eeuwige sneeuw in ons vriesvak.

Wat is erger? Dat er iets stuk gaat of dat je iets moet laten repareren? De huishoudelijke dienst functioneert bij ons thuis naar behoren. De technische dienst moeten we -zoals in het midden- en kleinbedrijf zo vaak gebeurt- uitbesteden. Maar aan wie? Soms is dat makkelijk. De cv-ketel is in onderhoud bij een bedrijf, dat ook een nieuwe kan leveren. De auto kan naar de garage, waar ze constateren dat er onderdelen stuk zijn waarvan je het bestaan niet vermoedde (‘Het is uw impulsgever, meneer.’ – ‘Mijn wat?’). Maar wie gaat er over de motor van de centrale afzuiginstallatie? Het ding zit verstopt in een anoniem stalen kastje, zonder merknaam of sticker van een leverancier. En wie durft er na de bouwfraude-enquête nog een aannemer te bellen voor een wegrottende tuindeur? Je wilt zo’n man -die voor dit klusje minimaal drie collega’s moet uitkopen- toch ook niet op kosten jagen.

Tot welke dag waren we gekomen? O ja, tot vrijdag. Op zaterdag zie ik op het balkon dat er een gat valt in het houtwerk van het slaapkamerraam. Bij nadere inspectie moet eigenlijk al het houtwerk van het huis worden geschilderd. Op zondag breekt er tijdens een fietstochtje een spaak in m’n wiel. En nog een spaak. En slaat opeens mijn hele wiel dubbel. Dan is het alweer maandag. Alles nog heel? Nee, er komt alleen nog maar koud water uit de douche. Mopperend loop ik naar omlaag om de thermostaat van de splinternieuwe ketel hoger te draaien. Ketel slaat aan, maar douchewater blijft koud. Water van wastafel wordt wel warm. Ik loop nog drie keer van boven naar beneden totdat ik ontdek dat mijn zoon na het douchen de thermostaatkraan op 0 graden heeft gezet. (Laatste nieuws: de nieuwe ketel tikt bij het aanslaan als de klokkentoren van de Nieuwe Kerk in Delft bij een staatsbegrafenis. Er moet iemand van de fabriek komen om naar dit fenomeen te kijken.)

Het aansturen van de technische dienst is een dagtaak. Behalve in het zoeken naar manschappen en materialen gaat er ook veel tijd zitten in begeleiding. Externe deskundigen komen altijd tussen 9.00 en 12.00 uur of tussen 13.00 en 17.00 uur. Nauwkeuriger gaat niet. Als ik de voorrijkosten kon verrekenen met de uren die ik op ze zit te wachten, kreeg ik op elke reparatie geld toe.

Welke dag waren we ook weer? O ja, dinsdag. Op het toilet van het krantenbedrijf waar ik m’n dagelijks brood verdien, hoor ik tijdens het plassen iets op de grond vallen. Iets kleins. Het tikt, en rinkelt op de plavuizen nog een beetje na. Ik kijk -met de beperkte bewegingsruimte die je hebt als je staat te plassen- om me heen, maar ik zie niks. Dan valt met een plons de complete gesp van m’n riem in de pot. Ik staar een tijdje omlaag, overweeg nog even om te gaan grabbelen en druk dan met berusting op de spoelknop.

Afijn, dit is ons dus allemaal overkomen in de anderhalve week dat Jomanda weer spreekt.

 

Uit de krant van 5 april 2004.