886950e0Wat blijft zijn de mooie herinneringen. Aan alle keren dat we de voorgebakken loempia’s nog een keer hun ritje met de lopende band door het frituurvet lieten maken, waardoor ze meteen eetbaar werden. Of aan het illegaal leegschrapen van de mengmachines, waardoor de hele familie wekenlang onbeperkt huzarensalade at. Maar als schoonmaker in de snackfabriek graaide ik ook tot aan mijn oksels in door loempiavellen verstopte rioolputten en stond ik urenlang, in de chemicaliënnevel van een hogedrukspuit, vette aluminiumplaten af te spuiten. Veertien was ik, tijdens dit vakantiebaantje, net zo oud als mijn dochter die nu, om kwart voor tien in de ochtend als ik dit stukje tik, nog lekker in haar bed ligt.

Formeel heeft ze natuurlijk nog geen vakantie. Daar zijn ze in het voortgezet onderwijs nogal vaag in. De maandagochtend na haar proefwerkweek moest ze haar cijfers ophalen. Dat was om negen uur. Om halfelf was ze weer thuis, vooral omdat ze nog een tijdje met een paar vriendinnen in de aula achter het voetbalspel had gestaan. Anders was ze er al om tien uur weer geweest. De rest van de week was ze vrij. Vanmiddag (deze dinsdag) moet ze haar boeken inleveren, maar dat laat ze aan haar moeder over omdat wij (mijn dochter en ik, en twee neefjes) met de caravan in Schin op Geul staan om de Tour de France te volgen. En morgen moet ze eigenlijk haar rapport afhalen, waarvoor ze met hetzelfde excuus verstek laat gaan. Of ze daarna al echt vakantie heeft weet ik niet, maar ergens eind augustus moet ze pas weer naar school.

Al weken geleden kwam mijn vrouw van een bijeenkomst met een vriendinnenclub terug met verhalen van veertienjarigen die hun zomervakantie nuttig besteden, als bezorger van reclamefolders of als bordenwasser bij een strandtent, voor twee euro per uur. Het vooruitzicht dat onze dochter de zomer doorbrengt met het bekijken van vier afleveringen van Law and Order per dag en het op internet spelen van James Bond-spelletjes, is haar een gruwel.

Vakantiewerk is goed voor je. Het vormt je. Maakt je weerbaar. Doordringt je ervan dat alles niet zomaar komt aanwaaien. Zegt mijn vrouw, die een schoon luizenbaantje had op de abonnementenafdeling van een krant.

Ik was aan het bollenpellen, uien trekken en peen korten, met mijn knieën in de vette klei, voordat ik bij het bedrijf van onze toenmalige buurman mijn carrière in de schoonmaakbranche begon. Ik heb er allerlei kwaliteiten opgedaan (snel en streeploos ramen zemen, vloeren in de was zetten, 99 procent van alle huishoudbacteriën in het sanitair doden) die ik nog steeds liever verborgen houd. Voor je het weet sta je weer met een emmer sop in je hand. Verder zat ik vrijwel dagelijks in een personenbusje met knoestige middelbare vrouwen van ruwe zeden – mijn toenmalige collega’s – waardoor ik me inderdaad goed staande weet te houden in gezelschap dat smerige taal uitslaat.

Je moet er toch niet aan denken dat je je veertienjarige dochter in zo’n samenleving loslaat? Je zou haar rapport eens moeten zien. Zo iemand laat je toch niet voor twee euro borden wassen bij een strandtent? Of vloeren soppen? Folders achter ‘Nee/Nee-stickers’ stoppen? Het kind kan fantastisch schrijven, in perfect Nederlands en Engels.

Waar zou ze dan een vakantiebaantje moeten hebben, wil mijn vrouw weten, als het geen strandtent, schoonmaakbedrijf of verspreidorganisatie van reclamemateriaal mag zijn?

Ik zat eerlijk gezegd aan het Gerechtshof of The International Herald Tribune te denken.

Als dat niet lukt, kijken we het nog wel een jaartje aan.

 

Uit de krant van 4 juli 2006.