1001004011855995Grote veranderingen doen zich gelden in de kleinste details. ,,Misschien is het beter dat je voortaan mijn haar niet meer doet”, zegt onze zoon voorzichtig tegen zijn moeder, die in de badkamer net haar vingers steekt in de pot gele gel waarmee ze haar jongste nazaat elke ochtend transformeert van Jan Peter Balkenende-junior in iemand die ook in de 21ste eeuw normaal over straat kan. Tenminste, daar ging ze tot op dit moment vanuit. Op de ochtend van de dag waarop hij zijn eerste gang naar de brugklas maakt, gelden er nieuwe wetten.

Het is de eerste oprisping van zelfstandigheid die ik signaleer in de aanloop naar het middelbaar onderwijs. Zoals hij het heel gebruikelijk vond dat hij op de basisschool jaar in, jaar uit in een gespreid bedje terechtkwam, zo bemoeit hij zich ook nauwelijks met de voorbereidingen voor de brugklas havo/vwo. Op aanraden van zijn zus schafte hij zich enkele maanden geleden (‘anders zijn de leukste al uitverkocht’) een agenda aan, waarin hij zijn naam en de helft van zijn adresgegevens noteerde, en liet hij zich een keer door zijn moeder meeslepen naar de schoolcampus van een groot warenhuis voor een Eastpak-rugzak in camouflagekleuren, een stapeltje schriften en schrijfgerei. Dat zijn door mij online bestelde boekenpakket automatisch thuis wordt bezorgd, komt hem allerminst vreemd voor en dat al het materiaal een paar dagen later is gekaft en van stickers voorzien, vindt hij evenmin verwonderlijk.

Zijn moeder weet waar en wanneer hij zich moet melden, en alle instructies om daar allebei zijn oren open te houden, netjes te noteren wat er wordt gezegd en in alle opzichten zijn verstand te gebruiken, absorbeert hij met de vanzelfsprekendheid als waarmee hij de richtlijnen negeert om op tijd naar bed te gaan, zijn handen niet constant in de snoeppot te steken en op de tv niet voortdurend te zappen tussen pulpprogramma’s bij de commerciëlen.

Behalve de mededeling dat hij alles prima onder controle heeft, is er na afloop van de eerste introductiedag niet veel feitelijks uit hem te krijgen. Dat geldt ook voor het vriendje waarmee hij van en naar zijn nieuwe school fietst, dat hem in de avonduren belt om te vragen wat ze de tweede dag ook alweer mee moeten nemen. Onze zoon aarzelt even, bijt op zijn lip en zegt dan: ‘Ik geef mijn moeder wel even’, die aan de hand van een halve meter stencilmateriaal dat hij eerder op de eettafel heeft uitgestort, probeert wat handzame informatie te verstrekken. Als het vriendje na anderhalve minuut reageert met ‘Nou, ik snap er niks van, ik geef mijn moeder wel even’, voeren beide vrouwen de rest van de eerste schoolweek meerdere keren per dag overleg over lesroosters, rugzakinhoud, lockergebruik en aanpassingen in het vertrekschema van het kroost.

Mijn veronderstelling dat na enkele dagen qua zelfstandigheid de teugels wel wat kunnen worden gevierd, wordt meteen gelogenstraft door het feit dat hij ’s avonds allerlei essentiële artikelen – waaronder zijn broodtrommel – in zijn locker blijkt te hebben laten liggen, waarna zijn moeder zich zet aan een A4’tje met een dummyversie van zijn rooster en allerlei andere basale instructies die met dubbelzijdig plakband (‘alleen even de plakrand verwijderen’) aan de binnenkant van zijn kastje kunnen worden bevestigd.

Aan het eind van de week lijkt onze zoon zich definitief te hebben neergelegd bij de wetenschap dat ook de gang naar de middelbare school voor hem een geheel verzorgde reis is.

,,Mam, kom je even mijn haar doen?”, hoor ik hem bovenaan de trap roepen.

 

Uit de krant van 9 september 2008.