Er kunnen twee verdiepingen tussen zitten, maar soms doen ze het ook gewoon naast elkaar op de bank. Het duurt altijd even voordat de nieuwste rages hun weerslag krijgen op de vrouwelijke helft van ons gezin, maar dan is ook het hek volledig van de dam. ,,Ik ben geweest”, klinkt het uit een van de twee hoofden die ingespannen turen op hun respectievelijke mobieltjes, maar dat is dan ook de enige conversatie die ik als verwonderde buitenstaander meekrijg. Wordfeud is geen gezelschapsspel.
Voor de enkeling die er nog nooit van heeft gehoord: Wordfeud is scrabbelen op je mobieltje. Het heeft een aantal voordelen ten opzichte van het klassieke bordspel dat ik op regenachtige vakantieavonden in de Schotse Hooglanden tot mijn afgrijzen nog wel eens onder mijn neus gedrukt krijg. De lettersteentjes verschuiven niet meer, als iemand met zijn lompe vingers een nieuw woord aanlegt. Je hoeft niet per se met je opponent in dezelfde ruimte, dezelfde stad of zelfs maar in hetzelfde land te zitten. En je kunt verschillende potjes tegen meerdere tegenstanders tegelijk spelen.
Zelf doe ik niet aan Wordfeud. Dat heeft niks te maken met een aversie tegen elektronische nieuwlichterij die aloud volksvermaak onder de schemerlamp letterlijk naar een vorige eeuw verwijst. Ik houd er gewoon niet van om in mijn vrije tijd mijn hersens te gebruiken. Dat doe ik bij voorkeur in de baas zijn tijd, tegen een aanvaardbaar uurtarief. Daarbuiten geef ik mijn grijze cellen zoveel mogelijk rust, wat zich onder meer vertaalt in oppervlakkige lectuurkeuze, een duursport als hobby waarbij het verstand op nul kan worden gezet en tv-programma’s waarin geen woorden worden gebezigd van meer dan twee lettergrepen.
Maar ik heb een voldoende hekel aan het oude Scrabble om de voordelen van de nieuwe variant te onderkennen. In feite speelde ik al Wordfeud toen ik in onze caravan gedwongen achter een ouderwets potje Scrabble zat. Op momenten dat mijn tegenstander – in de regel mijn eega – zich anderhalf uur het hoofd brak over een woord dat mij de genadeslag zou moeten toebrengen, las ik een boek, keek ik naar de satelliet-tv of kloste ik op mijn klompen naar het toiletgebouw. Gezelligheid is een Nederlands begrip dat we niet noodzakelijkerwijs over onze landsgrenzen hoeven uit te dragen.
Wordfeud ging geruime tijd aan onze deur voorbij. Zowel echtgenote als dochter beschikten over mobieltjes die alleen konden worden opgeladen met stroom uit kolencentrales. Maar sinds ik mijn wederhelft voor onze 28ste huwelijksdag in een vlaag van opperste romantiek aan een iPhone hielp en mijn oudste nazaat een overjarig model van mij bij zich draagt, mag je zeggen dat ik een tweekoppig monster heb gecreëerd.
De maatschappelijke schade van Wordfeud laat zich niet in zeven cijfers voor de komma uitdrukken. Als iedereen die verslingerd is aan het spelletje net als mijn gezinsleden gemiddeld zeven andere spelers van hun werk, studie of sociale bezigheid houdt, kun je wachten op het moment dat onze samenleving knarsend en krakend tot stilstand komt.
Maar, alweer, ik heb er geen principiële bezwaren tegen. Het doet mij zelfs wel deugd, om mijn vrouw dezelfde verwijten naar het hoofd te slingeren als zij mij jarenlang heeft gedaan, op alle keren dat ik voor het slapen gaan, tijdens doorwaakte ogenblikken in het holst van de nacht of bij het ontwaken als een wezenloze op het beeldscherm van mijn telefoon lag te kijken.
Dat ik niet alleen sta, als Wordfeudweduwnaar (drie keer woordwaarde), bleek afgelopen zondagavond, toen lotgenoten op Twitter gewag maakten van echtgenotes die opeens tegen hen begonnen te praten, hun aandacht niet langer schichtig verdeelden tussen hun Iphone en ‘Boer zoekt vrouw’ of uit eigener beweging weer eens een kopje koffie gingen zetten.
De servers van Wordfeud lagen plat.
Uit de krant van 12 januari 2012.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.