Ierland040Het was me nog niet eerder van pas gekomen, maar als ik op het randje van ons bad ga zitten kan ik met mijn hoofd een heel eind in de wc-pot afdalen. Zojuist ben ik voor de tweede keer vijftig jaar geworden en dat is me niet in de koude kleren gaan zitten. Een eerstejaars student Geneeskunde die, op weg naar haar domein op onze zolder, de badkamerdeur opentrekt, kan een grijns op het gezicht niet onderdrukken. ,,Zal ik even mijn ‘Diagnostiek van alledaagse klachten’ halen?” Het hoongelach na mijn ‘Ik geloof dat ik iets verkeerds gegeten heb’ ondergraaft nog voor haar allereerste college het vertrouwen tussen arts en patiënt.

De eerste keer dat ik vijftig werd, was in Doolin, aan de westkust van Ierland, een troosteloos oord dat niettemin bekend staat als het centrum van de traditionele Ierse muziek. Veel zenuwachtig vioolspel in vijf kroegen, drie huizen, een camping en een haventje vanwaar veerboten naar de Aran Islands vertrekken. Een mooie plek om Abraham te zien. Lekker ver weg ook van familie en vrienden die bij een verhuurbedrijf een opblaasbare aartsvader dachten te scoren voor in je tuin, alle lantaarnpalen in de buurt wilden voorzien van A4’tjes met jouw konterfeitsel of een jolige advertentie hoopten te plaatsen in een lokaal huis-aan-huisblad, inclusief foto waarop je niet op je voordeligst oogt.

Helemaal ontkwam ik niet aan dit oude volksvermaak. Op een onbewaakt moment was in Sneem aan de Ring of Kerry voor mij een groen T-shirt aangeschaft met de afbeelding van zo’n typisch Iers poppetje zonder hoofd. Omdat de hals van het figuurtje – dat een groot glas Guinness in zijn hand had en een jolig vreugdesprongetje maakte – in mijn nek eindigde, was het net of mijn hoofd op zijn rompje paste. ‘World’s tallest leprechaun’ stond er op het shirt. En ’s werelds grootste kabouter moest er natuurlijk mee op de foto, op Nagle’s Caravan Park dat leek ontworpen door iemand die normaal startbanen voor vliegtuigen aanlegt en bij elke geasfalteerde plek een groot wit nummer had geschilderd. ’50’ was nog vrij en daar moest ik achter gaan staan. Lachen. Helemaal omdat ik mijn grote gele Hollandse klompen aan had.

De drizzle sloeg in mijn gezicht en de mist was zo dik dat ik het toiletgebouw niet eens kon zien. Geen ideale omstandigheden om de Cliffs of Moher te bezoeken, maar omdat zelfs op mijn verjaardag niet kan worden afgeweken van onze strakke vakantieplanning, hing ik een half uur later en acht kilometer verderop over een vochtig hek naar dit wereldwonder te turen dat zich – o wonder – enkele ogenblikken aan ons wilde voltrekken toen de wind een gat in het mistgordijn blies.

Daarna aten we Irish beef en dronken Guinness in een aandoenlijk geel geschilderd restaurantje dat Stone Cutters Kitchen heette, waardoor het toch nog een fijne dag werd.

Maar ik moest ook nog voor een tweede keer vijftig worden, vooral op aandringen van onze zoon – drie dagen na mij en ook in de vakantie jarig – die het gezegde ‘hoe meer zielen, hoe meer vreugd’ vooral vertaald wil zien in zoveel mogelijk cadeaus. Het bood vrienden en collega’s in elk geval een platform om mij te voorzien van uitnodigingen voor de 50 plus beurs en het dito magazine met opwekkende verhalen als ‘Je laten opereren in het buitenland: snel en betaalbaar’, ‘Alleen op vakantie’, ‘Vertellen dat je dement bent’ en ‘Weer kunnen horen (en nog veel meer)’.

Allemaal nog niet aan toe gekomen, net zo min als aan het artikel ‘Niet meer drinken op een feestje’, het enige waar ik nu, zittend op de badrand met mijn hoofd in het toilet, spijt van heb.

Maar ach, je wordt maar twee keer vijftig.

 

Uit de krant van 2 september 2010.