vermistDie ochtend verliet ik het huis gekleed in een jack van het merk The North Face, een zwart petje op het hoofd met aan de zijkant in rode letters ‘Maratona dles Dolomites’ en daar overheen een Sennheiser-koptelefoon. Verder droeg ik een donkergrijze spijkerbroek en halfhoge, bruine schoenen van Floris van Bommel en bewoog ik mij voort op een zwarte atb van het merk BeOne, type Karma Beach, met achterop een tas van Topeak. Ik was op weg naar mijn werk, maar mocht ik daar nooit aangekomen zijn, dan beschikt u hiermee over voldoende gegevens om een Amber Alert, Twitteroproep of melding via Burgernet de wereld in te sturen.

Niks ten nadele van mensen die even uit het zicht verdwijnen, natuurlijk. Zelf ben ik mijn zoon ook wel eens kwijtgeraakt, hoewel ‘vergeten’ misschien een beter woord is. Bij een bezoek aan een viskraam in onze woonplaats had ik hem – een jaar of drie moet hij zijn geweest – nog zo opgedragen in de auto te blijven zitten terwijl ik snel twee haringen en een lekkerbek scoorde, weer in mijn wagen stapte en vervuld van diepere gedachten naar huis reed, om er op de parkeerplaats voor mijn voordeur achter te komen dat mijn jongste nazaat niet meer op de achterbank zat.

Amber Alert, Twitter, Burgernet – ik spreek over twaalf jaar geleden – het bestond in die tijd allemaal nog niet. Ik ben de paar kilometer naar de visboer teruggereden en kwam mijn zoon, die even gezellig naar de bootjes op zee was gaan kijken, met een lichtverontruste gelaatsuitdrukking maar verder parmantig doorstappend, weer op de Boulevard tegen. Hij liep nog in de goede richting ook.

Laat ik niet verhullen dat ik enige ogenblikken van paniek heb gekend, maar ik was er zeker nog niet aan toe om die met vele duizenden onbekenden te delen. Je kind vergeten. Dat staat zo slordig op het cv van je ouderschap.

Nu Amber Alert, Twitter, Burgernet – en dan vergeet ik vast nog wel wat sociale mediadingetjes waarmee je heel snel een grote groep mensen bereikt – er wel zijn, loop ik de hele dag schichtig om me heen te kijken naar vermiste peuters, weggelopen tieners en verdwaasd ronddolende, demente bejaarden, om over vermiste katten, ontheemde cavia’s of uitgebroken geiten maar te zwijgen. En dan zijn er ook nog de types die mij oproepen om te zien naar hun gestolen fietswrak of dertien jaar oude, oranje Lada, die ze om niet nader te verklaren redenen ook weer terug willen hebben. Retweet, please.

En bij elke oproep ervaar ik toch weer even de paniek van de keer dat ik mijn zoon ben vergeten, ook al weet ik dat 99,9 procent van alle op hun driewieler vermiste peuters een paar straten verderop weer worden aangetroffen, boos uit het ouderlijke huis vertrokken pubers bij een vriend of vriendin zitten ondergedoken en verwarde bejaarden – en dat is natuurlijk wel triest – na vier dagen uit een drooggevallen greppel worden getakeld.

Niet alleen ik weet niet goed hoe met deze aanzwellende golf van vermissingen om te gaan, ook een langzaam medium als de krant raakt ervan in de war. Van elke dwarse tiener die met slaande deur het ouderlijke huis na een gezagsconflict verlaat, wordt nog steeds keurig gemeld dat hij of zij – vaak al op het moment dat de redacteur het berichtje van de vermissing tikte – is teruggevonden. Het wachten is op het moment dat mijn collega’s er, net als ik, murw voor worden en overgaan tot de orde van de dag.

Dat ik al aardig op weg ben, ervoer ik deze week toen de nieuwste ‘Help’-app mijn Iphone liet piepen, alvorens de melding te tonen dat iemand in een buurgemeente dreigde te stikken. Het was de bedoeling dat ik erheen reed om hem of haar vijf keer tussen de schouderbladen te beuken of de greep van Heimlich toe te passen, begreep ik uit de ‘Tips’ bij het betreffende ongemak.

Maar het enige wat ik dacht was: het zal wel weer loslopen.

 

Uit de krant van 16 februari 2012.