woman-on-electric-bikeNet als al die andere jongens die kromgebogen over hun stuur naar school trapten, was ik ooit Eddy Merckx of Joop Zoetemelk. Maar op weg naar de redactie ben ik nu vooral mezelf, Dick van der Plas, begenadigd wielertoerist die dit jaar op één dag de Col du Glandon, de Telegraph, de Galibier en de Alpe d’Huez reed, zijn naam verbond aan de Amstel Gold Race en Limburgs Mooiste en deze zomer de toppen van Italiaanse Dolomietenreuzen bedwong. Zelfs al rijd ik met de rem erop, niemand komt me voorbij in de straffe tegenwind waar ik – o, pardon, neem me niet kwalijk, mevrouw – zojuist toch ben ingehaald door een rijzige dame met een grijs knotje op een fiets met trapondersteuning.

Principiële bezwaren tegen het elektrische rijwiel heb ik niet. Toen mijn vader overleed en mijn moeder – niet in het bezit van een rijbewijs – ook ernstig in haar mobiliteit leek te worden aangetast, heb ik haar zelfs overgehaald om één van de eerste versies van de Gazelle Easy Glider aan te schaffen. Daartoe heb ik me – incognito – laten verleiden tot een proefrit, om haar – als de dood voor alles wat gemotoriseerd is – ervan te overtuigen dat de fiets er niet met haar vandoor zou gaan zo gauw ze erop zou stappen, maar dat je wel degelijk nog moest trappen om vooruit te komen.

De eerste spijt van deze aanschaf kwam in de daarop volgende herfstvakantie, die wij jaarlijks met de hele familie doorbrengen op camping Ginkelduin in het mondaine Leersum. Om in het dorp te komen dien je een heuvel in de orde van grootte van de Amerongseberg te nemen, waar ik gewoon ben om – denk aan de demarrages van een Contador, een Valverde – het reisgezelschap vrij achteloos een meter of vijfhonderd los te rijden. Toen ik bij de denkbeeldige streep op de top achterom keek om de vernedering van mijn medefietsers compleet te maken, zag ik mijn 72-jarige moeder op haar Easy Glider op 20 centimeter in mijn wiel zitten. Stijf rechtop, glimlach op het gelaat en twee zware tassen aan haar bagagedrager vol wijngums, kannen koffie en amandelbroodjes.

Het bedrieglijke van de elektrische fiets is dat het ding pas optimaal tot zijn recht komt bij straffe tegenwind of bergop. Wie in zijn gewone kledij niet doorweekt van het zweet op zijn werk wil komen, neemt dan automatisch een tandje terug. Maar het door een motortje aangestuurde vliegwiel trekt zich daar helemaal niks van aan.

En dan is de Gazelle Easy Glider nog een elektrisch rijwiel zoals dat er in mijn ogen hoort uit te zien. Een lomp model met een enorme klos van een accu achter de zadelbuis, zodat je als naturelle fietser meteen weet waarmee je van doen hebt. Maar er komen steeds meer modellen op de markt waar je eerst een kwartier hijgend achter moet hangen voordat je in de gaten hebt dat je hier met een zogenaamde E-bike van doen hebt. Ook het publiek is aan het veranderen. De eerste keer dat ik in de tegenaanval moest om een kwieke begindertiger met een vrolijk dansende paardenstaart van mijn fietskwaliteiten te overtuigen, tuurde ik uiteindelijk langer hijgend naar haar frame (waar de accu heel geniepig in een iets dikkere dwarsbuis bleek weggewerkt) dan naar haar welgevormde onderstel.

Nee, ik vind het helemaal niet erg om op weg naar mijn werk te worden ingehaald door een uitslover op een ligfiets. Of door zo’n pseudo-atleet in een korte broek en een rugzak vol burgerkleding. Maar ik kan het niet uitstaan dat ik bij elke passerende senior op de pedalen moet om vast te stellen dat het hier een rijwiel met hulpmotor betreft. Waarom ontbreekt hier duidelijke regelgeving? Of moeten we constateren dat Balkenende ook op dit dossier de regie kwijt is?

Laat ik er op deze plek daarom maar voor pleiten de elektrische fiets duidelijk zichtbaar te maken in het woon-werkverkeer, middels een kleurige plaquette op het achterspatbord, een rood vlaggetje of desnoods een bescheiden zwaailichtje en drietonige hoorn.

Dan weet iedereen waarmee hij te maken heeft.

Ja, híj.

Want dit lijkt me geen vrouwenprobleem.

 

Uit de krant van 15 oktober 2009.