slide_7Er is natuurlijk niks mis met alpha- en bètavakken, maar ‘slecht-nieuwsgesprekken’ zouden toch ook niet misstaan op het lesrooster van de middelbare school. Toch probeert onze zoon (13) er altijd weer het beste van te maken. Hoge cijfers gooit hij ons meteen voor de voeten, slechte resultaten hebben een zekere aanloop nodig. ‘Eén van de beteren, was ik nog’, schetst hij doorgaans het bredere kader waarin een onvoldoende moet worden geplaatst. Maar aangezien zijn repertoire van inleidingen niet al te breed is, valt hij in de regel meteen met donderend geraas door de mand.

Twee maanden is hij nu bezig, in zijn tweede jaar vwo, en het besef dat hij ten opzichte van de havo/vwo-brugklas een tandje bij moet zetten, wil aanvankelijk niet tot hem doordringen. Bij de geringste kritiek op zijn werkhouding – die wij in een milde bui als ‘zorgeloos’ zouden omschrijven – barst hij los in een pubertirade waarin hij ons – jongbejaarden, in zijn ogen – onvoldoende inzicht in de materie verwijt. Of waarin wij ons weten afgeschilderd als types die zich handenvol zand in de ogen laten strooien door onze dochter – zijn zus – wiens enige levensdoel het najagen van negens en tienen schijnt te zijn. Zoon: ,,En voor mij is een zeven ook heel mooi.”

Daar is in mijn optiek – ik heb een zwak voor de zorgelozen in deze samenleving – weinig tegenin te brengen, temeer daar zijn eerste resultaten zelfs nog riant boven deze ‘ruim voldoende’ uitkomen. Of hij zich daarmee bevestigd ziet in zijn werkwijze – en nog iets van zijn ijver afroomt – is niet duidelijk, maar het feit ligt er dat hij opeens schroomvallig moet bekennen dat hij bezig is aan een indrukwekkende reeks 4-en.

Hoe dat te doen?

Daarvoor gaat hij – heimelijk, want zo slim is hij dan weer wel – te rade bij de deskundige bij uitstek in ons gezin, iemand die van communiceren zijn beroep heeft gemaakt.

Weet hij veel.

In mijn tijd bestond er een goede traditie om onvoldoendes te verzwijgen. Het klimaat was daarvoor ideaal. Mijn ouders hadden – in die periode van wederopbouw – wel wat anders aan hun hoofd dan zich te bekommeren om mijn schoolprestaties en bij veel klasgenoten was dat niet anders. Als je tegen het moment dat de kwartaalrapporten uitkwamen de grootste negatieve uitschieters wat had genivelleerd, kon je – op een onbewaakt moment – beschroomd om een signatuur (‘Ik heb hier als ouder/opvoeder kennis van genomen’) verzoeken. Mocht je om jouw moverende redenen een kwartaaltje willen overslaan, dan was zo’n handtekening bovendien eenvoudig vervalst.

Maar dat is geschiedenis. Aan het begin van het seizoen 2009/2010 zijn wij via de school in het bezit gekomen van de inlogcodes van een internetsite waarop alle resultaten van onze jongste nazaat worden bijgehouden. Niks blijft meer verborgen. Hij heeft – omdat er tussen het moment van uitdelen en invoeren van de cijfers vaak wat tijd zit – hooguit een paar dagen om het slechte nieuws te brengen. En die moet je benutten, adviseer ik hem, als hij mij op een middag uitlegt dat hij zijn moeder weliswaar in kennis heeft gesteld van de ene vier, maar de andere nog in zijn achterzak heeft gehouden. Doseren, dat is van het allergrootste belang, in dit communicatietijdperk. Nooit alle ellende in één keer op haar bordje gooien.

Mijn pappenheimers kennende, houd ik hem ook nog voor dat hij in de avonduren – in de beslotenheid van zijn slaapkamer – niet opeens slappe knieën moet krijgen en die tweede vier alsnog gaat opbiechten. ‘Want dan weet ze natuurlijk meteen dat je hem eerder hebt verzwegen. Het beste tijdstip is 17.30 uur, als ze net druk is met het eten, en het heel logisch lijkt dat je het cijfer die middag pas net op school hebt gehoord.’

Goed idee, bedankt voor de tip.

Maar ’s avonds blijkt zijn geweten sterker dan mijn wijze raad. Hij bekent – in onderbroek – niet alleen zijn laatste vier, maar vertrouwt zijn moeder ook meteen toe dat hij daarmee ingaat tegen de strategie van de communicatiedeskundige die hij heeft geraadpleegd.

Als ze naar beneden is gestampt en mij vertoornd in de blauwe ogen kijkt, noemt ze dit smalend ‘Een typisch Dick van der Plas-advies’.

Nee, mijn vrouw heeft geen enkele moeite met slecht-nieuwsgesprekken.

 

Uit de krant van 5 november 2009.