3183370a392820a07c864e4fe92e8f59De eerste verkeersboete die ik ruim twintig jaar geleden kreeg, was voor het parkeren op een parkeerplaats voor invaliden. Ik had pas een paar weken mijn rijbewijs en verbaasde me er hogelijk over dat er op een warme dag direct naast de strandafgang drie parkeerplaatsen vrij waren. Hele ruime parkeerplaatsen bovendien, waar je met weinig praktijkervaring moeiteloos je wagen kon stallen en de deur zo wijd mogelijk kon openen om uit te stappen. Onbegrijpelijk ook, dat iedereen die nog een plekje zocht daar zomaar aan voorbijreed. Drie uur later probeerde ik een parkeerwachter tevergeefs uit te leggen dat het helemaal niet zo onterecht was dat ik als visueel gehandicapte met brillenglazen van min 5,75 van deze voorziening gebruik maakte.

Daar moest ik aan denken toen ik bij terugkomst van het toiletgebouw op onze Engelse camping op enthousiaste toon de voorzieningen in de douche beschreef die ik net had gebruikt. Ik heb het op vakantie doorgaans helemaal niet zo op het gebruik van openbare sanitaire voorzieningen. Als je de hele dag in de openlucht verkeert kan je ’s ochtends best toe met een paar streken van de Odorex-stift onder de oksels. En als je meteen een basketbalpetje achterstevoren op je hoofd zet, hoef je ook je haar niet te kammen. Of te wassen. Iedereen die ’s morgens vroeg wel eens van een toiletgebouw op een camping gebruik heeft gemaakt, zal daar begrip voor kunnen opbrengen. Wie erop uit is om ernstig geschokt te raken in zijn mensbeeld, moet zich in een slecht geventileerde ruimte begeven tussen een meute net ontwaakte kampeerders.

Maar aan het eind van de middag, een paar uur na de middagschoonmaak, is het na het hardlopen wel goed douchen. Zeker als die douche anderhalf keer zo breed is als je gewend bent, een verstelbare douchekop heeft (waardoor je zelfs met 1.95 meter nog met je hoofd onder de straal kunt staan zonder een vergroeiing aan je ruggenwervel op te lopen), er overal handgrepen zijn om je bij een geval van zeep in de ogen aan vast te grijpen, er een thermostaatkraan is om de temperatuur perfect in te stellen, er plankjes zijn om je doucheschuim en washandje op te leggen en er zelfs een krukje staat om er even bij te gaan zitten als het je allemaal even teveel wordt.

‘Je stond in de gehandicaptendouche’, maakt mijn echtgenote meteen een eind aan deze euforie over de algehele staat van de voorzieningen op Engelse campings. Daar wilde ik niet meteen aan. Wat moet een gehandicapte met een douchestang die tot 2.00 meter kan worden versteld? ‘Knappe rolstoelgebruiker die er nog bij kan als ik die stang in de hoogste stand heb achtergelaten’, luidt mijn ijzersterke argument. ‘Daarom moet je er ook geen gebruik van maken’, werpt zij tegen.

Waarom moeten vrouwen altijd het laatste woord hebben?

Mijn andere stelling om toch van de gehandicaptenvoorzieningen gebruik te maken (‘Ik heb nog nooit een gehandicapte op een camping gezien; die voorzieningen zijn er alleen omdat de regering daar subsidie voor geeft’), wordt de dagen daarop gelogenstraft door een mini-invasie van kampeerbusjes die allen zijn voorzien van liftjes waarmee elektrische rolstoelen in en uit kunnen worden geladen. De inzittenden kijken allemaal eerst jaloers naar ons plekje en parkeren dan op het veldje tegenover ons. Dat ligt het op een na gunstigst om van de toiletvoorzieningen gebruik te maken. Je moet er een weggetje voor oversteken, je rijdt er iets minder makkelijk in en uit en het is ook wat minder vlak dan dat van ons. ‘Maar ja, je kan het niet allemaal zo treffen als wij’, zeg ik vergenoegd tegen mijn vrouw.

Van mijn laatste argument om toch gebruik te blijven maken van de gehandicaptendouche heeft zij niet terug. ‘Ik douche alleen aan het eind van de middag na het hardlopen. En de eerste rolstoelgebruiker die doucht na het hardlopen, moet ik nog tegenkomen.’ Om dezelfde reden maak ik bij de latrines ook gebruik van de hangende toiletpot die aan beide zijden is voorzien van roestvrijstalen handgrepen. Om na een avondje met rosé besprenkelend scrabbelen bij het staand plassen net dat kleine beetje extra stabiliteit te garanderen. ‘De eerste rolstoelgebruiker die staand plast, moet ik ook nog tegenkomen.’

Zo zie ik drie weken lang tal van invaliden met kampeerwagens op het veldje tegenover ons parkeren, maar geen een keer dat ik deze bevolkingsgroep bij het gebruikmaken van welke voorziening dan ook maar een strobreed in de weg leg. Tot de laatste dag van onze vakantie aanbreekt en de beheerder van de camping langskomt om te informeren of we echt de volgende dag opbreken. ‘Jawel’, beaam ik, ‘morgenmiddag vertrekt de boot.’

Hij knikt kortaf, graait in zijn broekzak en plakt op het plaatsbordje (nummer 110) van onze ruime plek die zo goed toegankelijk is, mooi vlak ligt en een speciale glooiende afrit heeft naar het toiletgebouw, een vel geplastificeerd papier met het opschrift: ‘Gereserveerd voor gehandicapte’.

 

Uit de krant van 14 augustus 2000.