P1070728Het weggetje dat vanuit Stavelot naar de Wanne loopt, is aangelegd door iemand met een bloedhekel aan fietsers. Bijna twintig procent stijging wijst de computer op mijn stuurpen aan, als de clubgenoot die zich naast mij omhoog worstelt een praatje aanknoopt. ,,Hoe voelt dat nou, om vorig jaar nog op kop te rijden en hier nu in de staart van het peloton te hangen?” Ik heb even geen tekst, maar dat maakt hem niet uit. De vraag blijkt een retorische. ,,Vooraan rijden alleen hufters”, weet hij. We zijn het eens.

Tot een paar weken voor vertrek heb ik getwijfeld aan mijn deelname aan het jaarlijkse HTWV-weekend, de vriendenclub die haar naam – Hijgend Trekken Wij Voort – steeds nadrukkelijker eer aandoet. Belangrijkste doelstelling in het 32-jarig bestaan? Elkaar naar de kloten rijden, verwoordt een lid van het eerste uur. Maar met het klimmen der jaren krijgt het sociale karakter tijdens de ritten steeds meer de overhand, is me van alle kanten verzekerd. Dat is wat me over de streep trekt. Een clublid dat al meerdere hartaanvallen achter de rug heeft, weet in elk geval altijd een fietsmaat aan zijn zijde. Als ik daar – een jaar na het scheuren van mijn aorta – een beetje in de buurt blijf, hebben we het als kneuzen onderling ook gezellig.

Zolang alle hufters maar vooraan blijven rijden.

Het huis in Waimes dat onze leider heeft gehuurd, is nog gebouwd op de hoogtijdagen van de HTWV. Niet minder dan 28 slaapplaatsen telt het, bereikbaar via een onnavolgbaar stelsel van gangetjes en loze ruimten waar je op onverwachte plekken stuit op een sauna, een jacuzzi, een bescheiden fitnesshok, poolbiljart, tafeltennistafel en een voetbalspel. Alsof het voormalige onderkomen van Marc Dutroux in handen is gevallen van Hennie (‘Kernwasser Wunderland’) van der Most, die er een pretpark van heeft gemaakt. Dit jaar brengen we met pijn en moeite zestien man – vrouwen zijn, net als bij de SGP, niet welkom – op de been, waardoor ik de driepersoonskamer op zolder voor mezelf kan houden.

Het is al erg genoeg dat ik overdag de boeren en winden van die hufters gedoog.

Van de man met het hartfalen en ondergetekende met zijn niet-levensloopbestendige aorta zou je kunnen zeggen dat we symbool staan voor het sterfhuis dat HTWV heet. Maar wij zijn er tenminste nog. Anderen bleven thuis met prostaatklachten, een geknakte moraal of het juk van een sociale agenda die door een veeleisende echtgenote is opgesteld. Nog even en chef-kok annex sommelier Leo en zijn assistent Johan kunnen overgaan op één-op-één-begeleiding, net als bij De Zonnebloem.

Alleen bij de hufters is het ‘ieder redt zichzelf’.

Die persoonlijke begeleiding is er overigens al voor mij, als ik op de venijnigste Waalse hellingen stiekem naar de bezemwagen afzak om me door de witte brigade – die overdag ook de rol van ploegleider en mecanicien vervult – aan het geopende portierraam naar boven te laten trekken. Een fiets met hulpmotor. ,,Muziekje erbij?”, vraagt Leo, terwijl hij de radio van de bus een beetje harder zet. ,,Of een krentenbol?” Nee, dit is geen vals spelen. Ik handel in de beste Nederlandse wielertradities. Gerben Karstens en De Kneet kwamen zo ook de Alpen door. En zij reden niet met bètablokkers in hun lijf, maar amfetaminepilletjes.

Vlak achter de hufters laat ik, fris als een hoentje, het raampje weer los.

Op de flanken van de Wanne, als de volgwagen bij een lekrijder staat, ben ik op mezelf en de man met het hartfalen aangewezen. Ja, hoe voelt dat nou, om vorig jaar nog op kop te rijden en nu in de staart van het peloton te hangen? We zijn blij dat we het leven hebben. En op onze manier nog een beetje de wielrenner kunnen uithangen. Als ik die tien welvaartskilo’s eraf train, lopen mijn bovenbenen volgend jaar misschien wat minder snel vol. En anders is het hier achterin ook fijn.

Vooraan rijden de hufters.

Ooit was ik er één.

 

Uit de krant van 20 september 2012.