mediDe eerste keer dat ik bloed en urine ter observatie moest afstaan, parkeerde ik mijn kekke mountainbike tussen de rollators en de scootmobielen. De wachtkamer van het laboratorium dat zich had gespecialiseerd in de analyse van lichaamssappen, was verworden tot een hangplek voor ouderen. Velen van hen kwamen hier elke dag: tegenover wat klein ongemak stond een hoop gezelligheid. En gratis koffie. In de anderhalf uur dat ik op mijn beurt in de prikstoel wachtte, werd ik – montere beginveertiger – door de senioren bekeken als de gangmaker op het verkeerde feest. Hún feest.

In de tijd dat ik nog honderd kilo aan lichaamsgewicht meetorste en ik de auto en het broodje kroket als mijn eerste levensbehoeften beschouwde, werd bij mij hoge bloeddruk geconstateerd. Na een reeks onderzoeken kreeg ik daarvoor dagelijks een pilletje voorgeschreven. Eerst een bètablokker, die mijn hartslag zo vertraagde dat er niet fatsoenlijk mee te sporten viel, en daarna een beter te verteren aceremmer. Om de drie maanden bel ik sindsdien naar de Herhaalreceptenlijn van mijn huisarts om mijn drie dozen Micardis (40Mg) bij de apotheek te kunnen ophalen en dien ik mij driemaandelijks te onderwerpen aan bloed- en urinetests. Ja, ook nu ik meer dan tien kilo ben afgevallen, maandelijks zo’n 1000 kilometer op de racefiets zit en uit alle uitslagen van mijn plasje en plasma blijkt dat ik zo gezond ben als een vis.

Op één van de weinige ritten die ik nog noodgedwongen in de auto afleg, hoorde ik op de radio een wetenschapper uitleggen dat er honderdduizenden zijn zoals ik. Mensen die elke dag medicijnen slikken om relatief kleine gezondheidsproblemen te bestrijden of zelfs het slachtoffer zijn van verzonnen ziektes. De eerste keer dat ik bij de apotheek kwam, dacht ik dat de oudere man voor mij eerst naar de afhaalchinees was geweest; maar het bleken twee tassen met pillen te zijn die hij met zich meetorste. Geen wonder dat het kabinet ook bij deze prinsjesdag moest constateren dat de kosten voor de gezondheidszorg de pan uitrijzen. Als je eenmaal in de tredmolen zit, kom je er moeilijk weer uit. Ook al omdat fysiek – om met Kees van Kooten te spreken – ook psychisch is. Jarenlang ben ik ervan overtuigd geweest dat ik hoofdpijn kreeg of mijn bloed onder verhoogde druk in mijn aderen voelde borrelen, zodra ik vergat mijn pilletje in te nemen.

Ik probeerde me alleen te drukken voor de driemaandelijkse bloed- en urinecontroles omdat ik inmiddels andere tijdrovende hobby’s heb en er elke keer toch uitkomt dat ik zo gezond ben als een vis. Bovendien, als ik me inschrijf voor grote fietscyclo’s in het buitenland, gaat daar in de regel toch al een uitgebreid gezondheidsonderzoek aan vooraf.

Maar deze maand werd ik na het opnieuw inspreken van de Herhaalreceptenlijn opgebeld door de assistente van mijn dokter die mij op bitse toon wegzette als een bloed- en urinetestontduiker. Schuldbewust trapte ik daags erna naar het priklaboratorium – een nieuwe, voor senioren heel ongezellige, waar ik meteen aan de beurt was – en moest ik na een week bij de assistente opdraven om de uitslagen (zo gezond als een vis, meneer) door te nemen en mijn bloeddruk te meten. Door omstandigheden – weekje Vogezen, nooit meer aan gedacht – had ik al ruim een week geen hogebloeddrukpilletje meer ingenomen. Bij eerste meting was die druk inderdaad wat aan de hoge kant, maar na een paar minuten wachten ging het bij een tweede meting al een stuk beter. Witte jassen-hogebloeddruk, noemen ze dit, als je bloeddruk stijgt wanneer je een spreekkamer van een dokter betreedt.

Komt u over drie maanden maar weer terug, zei de assistente, voordat ik op mijn mountainbike naar werk mocht trappen.

Om dit en het toekomstige kabinet te steunen, denk ik dat ik tot die tijd geen pilletjes meer neem.

 

Uit de krant van 3 september 2010.