VissersbloedomslagDe strijd om de nalatenschap ontbrandt gewoonlijk pas als de overledene boven aarde staat. Maar zolang kan mijn zoon (9) niet wachten. ,,Als opa dood is”, zegt hij, als we onze auto parkeren voor het appartement van mijn vader, ,,krijg ik dan ook wat van de erfenis?” Bij gebrek aan vermogen is de verdeling van het familiebezit bij ons thuis nooit een kwestie geweest. Dus vraag ik hem verbaasd waaraan hij dan denkt, bij een erfenis? ,,Iets waar ik wat aan heb”, zegt hij, ,,net als toen bij opa Simon.” Ook bij de dood van mijn schoonvader kan ik me niet herinneren dat er iets van een erfenis naar mijn zoon is gegaan. ,,De sjoelbak”, zegt hij in de lift naar de zesde etage, geïrriteerd over zoveel onbenul.

De wetenschap dat artsen niks meer voor hem kunnen betekenen, lijkt een bevrijdend effect op mijn vader te hebben. Hij ontvangt, weggedoken in de kussens van zijn stoel, familieleden, vrienden en oud-collega’s, die hij met zijn tot een hees gefluister verworden stem, urenlang toespreekt. Alles wat hij nog kwijt wil, komt eruit in een lange monoloog. In zijn leven heeft hij – beroepsmatig, maar ook privé – veel mensen begeleid in hun laatste levensfase. Vanuit die ervaring bepaalt hij heel nadrukkelijk wat hij wel, en vooral wat hij beslist niet wil. Geen oppervlakkige prietpraat, is één van zijn stelregels. De gesprekken moeten ergens over gaan, anders zijn ze zonde van zijn kostbare tijd. En ook niet door elkaar heen praten, alsjeblieft. Hij geniet zichtbaar van het feit dat hij het volledig voor het zeggen heeft. Nooit was zijn gehoor, dat op een meter afstand om hem heen zit, aandachtiger. Hij heeft heel nadrukkelijk de regie van zijn eigen afscheid.

De nachten zijn, zonder aanloop en de slaap die maar niet wil komen, voor hem lichamelijk het zwaarst. Op mijn vraag hoe hij ze doorkomt in zijn stoel (‘Kijk je een beetje televisie?’) kijkt hij me bijna verontwaardigd aan. ,,Televisie? Ik zat mijn hele leven al liever in een sterfhuis dan in de bioscoop.” Hij koestert de sfeer die het naderende einde met zich meebrengt. Op de drempel van de dood, als alle aardse ballast wegvalt, wordt voor hem de kern van het leven geraakt. Daar mag hij in die stille uren graag over mijmeren.

Aan het eind van de week blijkt hoeveel het afscheid nemen van zijn krachten heeft gevergd. Hij moet aan de morfine en stort, na weer zo’n doorwaakte nacht, letterlijk in. Hij raakt de regie kwijt. Bijna 24 uur zakt hij weg in een diepe slaap, waaruit hij op zondagmorgen maar moeizaam ontwaakt. Ik zit naast zijn stoel als we praten over wat hij na zijn pensionering als zijn levenswerk is gaan beschouwen: het vastleggen van verhalen van zeevissers. Zijn merkwaardige loopbaan, die hem voerde van ambachtelijk kuiper tot bijstandsmaatschappelijk werker van de sociale dienst, is hij ooit begonnen in de visserij. Die eerste liefde koestert hij nog steeds. Een groot aantal van zijn verhalen is verwerkt in het boek ‘Vissersbloed’, dat enkele maanden geleden uitkwam. In zijn computer zit nog veel meer materiaal voor een volgende uitgave.

Zijn handen schokken en zijn stem valt af en toe weg, als hij adressen voor me opzoekt van mensen die nog moeten worden geïnterviewd, uitlegt hoe zijn archief in elkaar zit en aangeeft wie me allemaal kunnen helpen bij het opzoeken van foto’s en het controleren van gegevens. Aan het eind van ons gesprek vallen zijn ogen weer dicht. Tijd om te gaan.

,,Waar hebben jullie het over gehad?”, wil mijn zoon weten, als we weer in de lift naar beneden staan.

,,Opa’s erfenis”, zeg ik.

Hij knikt begrijpend, man van de wereld die hij is.

Vertel hem wat over erfenissen.

 

Uit de krant van 6 december 2005.