Het is al erg genoeg dat ik mezelf aan mijn eigen goede voornemens moet houden, maar nu krijg ik die van een tweede generatie ook nog in de maag gesplitst. ,,Je zoon wil in het nieuwe jaar weer met jou gaan wielrennen”, zegt mijn wederhelft, die doorgaans uitstekend weet wat goed is voor een ander. De goede voornemens zijn al enige tijd aan inflatie onderhevig. De meeste sneuvelen al in de nieuwjaarsnacht (‘Ik zal mijn vrouw niet meer slaan’, Rafael van der Vaart), een enkele haalt het tot het eind van de eerste week van januari, als het nieuwe abonnement voor een heel jaar sportschool wordt afgeschreven.
Het grootste probleem is volgens Jeremy Dean, promotie-onderzoeker aan het University College in Londen en geciteerd op de website van de NRC, dat je voor goede voornemens je gedrag moet veranderen. Dat lijkt makkelijk, maar dat is het niet. Hij geeft tien tips om het vol te houden, waarvan de eerste (‘Denk klein voor groot resultaat’) de concreetste is. Daarna vervalt hij in het vage gewauwel dat psychologen tot hun handelsmerk hebben verheven. (,,Doe aan ‘Mental contrasting’: zet de positieve aspecten van je verandering tegenover de moeilijkheden waar je tegenaan kunt lopen.”)
Veel eenvoudiger is het om goede voornemens voor een ander te bedenken. Binnen de heersende performance managementcultuur op de werkvloer wordt dat vormgegeven middels SMART-afspraken, maar nu dringen die ook door tot de persoonlijke levenssfeer. Althans, ik stel op dat terrein binnen ons gezin een nieuwe trend vast. Het vuurwerk was nog niet verschoten, of ik wist al van mijn eega dat ik deze maand de voormalige kamer van onze inmiddels uitwonende dochter ga opknappen en ‘meer leuke dingen samen’ ga doen. Het betreft hier activiteiten als wandelen en (klassiek) concertbezoek, die bij mij niet zozeer de levensvreugde als wel de vorming van galstenen bevorderen.
Deze opgelegde goede voornemens komen bovenop de klassieke voornemens die ik voor mezelf al had gemaakt: de jaarlijkse tien kilo afvallen in combinatie met meer lichaamsbeweging. Om aan te geven dat het mij ernst is, ben ik daarmee al voor de jaarwisseling begonnen. De zonnige zaterdagmiddag leent zich uitstekend voor een ritje op de racefiets door de duinen en de periode na de kerstdagen zit ik zo vol walging over mijn volgevreten zelf, dat ook de spijsmatiging mij goed afgaat.
Net voordat ik mij in mijn wielerkloffie wil hijsen, wordt mij het goede voornemen van mijn zoon gewaar. Hoop en ongeloof bundelden zich samen in een: ,,Weet je het zeker?”
Twee jaar geleden heb ik de racefiets van mijn jongste nazaat via Marktplaats verkocht, met nog geen 500 kilometer op de teller. Bijna altijd binnen gestaan en van een jong ventje geweest.
Er was geen woord van gelogen.
Maar nu zit wielrennen opeens in het hem opgelegde pakket met goede voornemens, dat verder bestaat uit gezonder eten, minder gamen en een oprechte interesse in zijn schoolwerk.
,,Weet ie dat allemaal al?”, vraag ik nog maar eens voor de zekerheid.
Zijn hernieuwde kennismaking met groente en fruit op 16-jarige leeftijd leidde eerder die week al tot een hilarische scène met een banaan. ,,Hoe krijg je die open?”, had hij in alle oprechtheid gevraagd.
Onze zoon staat volledig achter al zijn goede voornemens, wordt mij verzekerd. Het praktische probleem van het ontbreken van een racefiets kan worden ondervangen door het rijklaar maken van mijn reservemateriaal, een door het opschrift ‘United Postal’ besmette replica van de Trek waarop Lance Armstrong zijn eerste Tourzeges binnenhaalde.
Voordat ik daartoe overga, loop ik voor de zekerheid eerst naar de multimediakamer in ons huis om bij de renner in spe zijn comeback in het peloton te checken.
En?
Of ik in het voorjaar, met mooi weer, bergaf en wind mee, nog maar eens terug wil komen.
Met de rest van zijn voornemens wens ik zijn moeder veel succes.
Uit de krant van 3 januari 2013.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.