Naarmate de Cito-toets nadert, neemt de stress toe. Als ik me, moe maar voldaan na een bardienst bij de basketbalclub, in de bank laat zakken met een bord vol Oosterse rijkdom van Menu B, dendert onze zoon de trap af. ,,Kom gauw naar boven! Ik heb een rekensom die ik niet snap. En mama ook niet. En zelfs Maaike (zijn zus, met een negen voor wiskunde) niet! Kom gauw! Gauw!” Met inmiddels een mond vol Thaise kip hef ik mijn ene nog vrije hand ten hemel. ,,Als die het allemaal niet weten, wat moet ik dan nog?”
Om hem voor de Cito-toets klaar te stomen, oefent zijn moeder al wekenlang op d’s en t’s, bijvoeglijke naamwoorden en voltooid deelwoorden. Hij kan ze, als we ons tot één soort beperken, inmiddels redelijk uit elkaar houden, maar zodra er wordt gemixt (gemixd, gemixed, gemixet, gemikst) maakt hij er een potje van. Het zal wel erfelijk bepaald zijn, denkt mijn eega, want zelfs bij mij moet na vijfentwintig jaar journalistiek ’t gestrande Kofschip nog regelmatig worden vlotgetrokken. Mijn zoon en ik werken vooral op gevoel. Pas als dat gevoel ons in de steek laat, hebben we een probleem.
Een zo mogelijk nog groter probleem is rekenen, waar mijn echtgenote ook weinig kaas van heeft gegeten. En laten taal en rekenen nu net de onderdelen zijn waarvan het Cito – altijd goed voor wat fijne peptalk in de aanloop naar de toets – nog maar eens vaststelde dat er de afgelopen twintig jaar in het basisonderwijs maar bar weinig vorderingen zijn gemaakt. Het maakt de Cito-stress in Huize Van der Plas er niet minder op. ’s Nachts droom ik ervan dat mijn zoon thuiskomt met een uitslag waarvoor Bonny St. Clair haar neus zou ophalen.
De bewuste rekenopgave die ik uiteindelijk toch tussen mij en mijn bord met Menu B krijg geschoven, begint met de aanbeveling: Reken uit als breuk en in procenten. Dan volgt er een aantal kolommen met steeds een stuk fruit. Bijvoorbeeld: banaan, dan een kolommetje met aantal (85), een kolommetje deel (…) en een kolommetje procent (…). Al het fruit totaal (er zijn ook appels, mandarijnen, grapefruits en alles wat je in de betere groentezaak verder nog tegenkomt) moet uitkomen op 500, het aantal procenten op 100 (niet onlogisch). Maar dan? Wat moeten we met de kolom ‘deel’? Voor mij is het allemaal Chinees. En dan heb ik het dit keer niet over Menu B.
Enkele weken geleden bedacht ik op de racefiets tussen Zandvoort en Noordwijk een oplossing voor de schoolboekenproblematiek, de te zware rugzakken en de neiging van de jeugd om elk moment na schooltijd voor de schermpjes van een Nintendo DS door te brengen. Stop al het lesmateriaal op een geheugenkaartje dat de DS kan lezen, was mijn briljante oplossing, waarvan ik vermoedde dat dit voorlopig nog een onbegrepen toekomstvisioen zou zijn. Maar zie, deze maand komt Nintendo met Professor Kageyama’s Rekentraining: ‘Verbeter je rekenvaardigheden met de honderd-cellenmethode. Dit programma biedt zowel kinderen als hun ouders de perfecte methode om hun rekenvaardigheid op te poetsen.’
Maar dat komt voor ons dus een paar maanden te laat.
Als ik een dag later de restanten van mijn Menu B sta op te bakken, doet mijn zoon – na een verhelderend consult bij zijn juf – een poging mij alsnog de rekensom met de fruitwinkel uit te leggen. ,,Je moet de getallen steeds kleiner maken”, zegt hij. ,,Kijk maar.” Waarna hij als de nieuwe Uri Geller zo begint te goochelen met cijfers dat mijn houten spatel er krom van trekt.
Ben ik even blij dat ik vandaag niet hoef te beginnen aan de Cito-toets.
Uit de krant van 12 februari 2008.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.