Ergens tussen Hoofdluisdag en de Vaderlandse Oorsmeerweken zijn we toe aan Nationale Rookmelderdag. Tweede Kerstdag en Koninginnedag mogen er de laatste jaren bij ons thuis een beetje bij inschieten, aan Rookmelderdag doen we uitbundig mee.
Categorie: Column (Pagina 9 van 25)
Er is een arts in Wales die mij één keer het leven heeft gered. Maar de keren dat Dolf Jansen, Felix Meurders, Wim Daniëls, Martijn Koning en Hans Lebbis hebben voorkomen dat ik me met auto, caravan, vrouw en twee kinderen met de cruise control steady op 90 kilometer per uur in een tolhuisje op de Route du Soleil boorde, zijn niet meer op de vingers van twee handen te tellen.
De strijd om de nalatenschap ontbrandt gewoonlijk pas als de overledene boven aarde staat. Maar zolang kan mijn zoon (9) niet wachten. ,,Als opa dood is”, zegt hij, als we onze auto parkeren voor het appartement van mijn vader, ,,krijg ik dan ook wat van de erfenis?” Bij gebrek aan vermogen is de verdeling van het familiebezit bij ons thuis nooit een kwestie geweest. Dus vraag ik hem verbaasd waaraan hij dan denkt, bij een erfenis? ,,Iets waar ik wat aan heb”, zegt hij, ,,net als toen bij opa Simon.” Ook bij de dood van mijn schoonvader kan ik me niet herinneren dat er iets van een erfenis naar mijn zoon is gegaan. ,,De sjoelbak”, zegt hij in de lift naar de zesde etage, geïrriteerd over zoveel onbenul.
Onder dictatoriale regimes schijnt het heel normaal te zijn, maar aan de ontbijttafel kijken wij er toch even van op. ,,Ik heb voor je gestemd”, zegt mijn dochter, met een knikje in mijn richting. Haar blik glijdt naar mijn zoon en mijn eega, die achter een bordje ochtendpap voor zich uitstaren met de verdwaasdheid van avondmensen. ,,En voor jou ook, en voor jou ook.” Ik ben de enige die wil weten waarom. Voor het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap? De ouderraad van haar school? ,,Op Bohemian Rhapsody”, zegt ze. ,,Voor de Top 2000.”
Het kerstbomenmannetje kent me nog van vorig jaar, te oordelen naar de snelheid waarmee hij zich terugtrekt in het donkere tuinhuisje dat hem tegen weer, wind en lastige klanten moet beschutten. ,,Goeiemoggel!”, roep ik gemaakt vrolijk, terwijl de middagschemering plaatsmaakt voor het inktzwart van de decemberavond. ,,Ik kijk eerst wel even rond!” De blik van het mannetje gaat naar de klok aan de wand van zijn houten hokje, waarna ik zijn hoofd nog dieper tussen zijn schouders zie zakken. Een kwartier voor sluitingstijd. Als het net zo gaat als vorig jaar moet hij straks 27 blauwsparren aanslepen, uitschudden en na een mismoedig hoofdschudden van mijn kant, weer op hun plek zetten in zijn dode bomenbos.
Dit is niet zomaar het obligate opzegmailtje voor een wispelturige puber die de edele basketbalsport na een blauwe maandag inruilt voor weer een andere, kortstondige bevlieging als American football, parapenten of neusfluit spelen. Nee, dit is de afsluiting van een tijdperk. Een wegstervend slotakkoord. De laatste punt achter een mooi verhaal.
De man-die-alles-al-heeft kluift aan zijn pen en haalt maar weer eens een zucht vanuit zijn tenen. ‘Verlanglijstje’ staat er ambitieus op het verder nog maagdelijke vel papier voor hem op tafel. Schaar en lijmpot naast zijn rechterelleboog wachten op de dingen die komen gaan. Maar er komt niks. Sinds zijn vrouw sinterklaas heeft bestempeld tot het ‘feest van de kleine cadeautjes’ is de man-die-alles-al-heeft ten einde raad.
Even dreigt het toch nog mis te gaan. In het gangpad van stelling 20, vak 01, kan mijn wederhelft de rode sloop van een kussentje dat zo schattig staat op de Beddinge Resmo – een 3-zits slaapbank – niet vinden. Met de berusting van een echtgenoot die tegen zijn zin is meegesleept, hang ik over onze stapelwagen waarop zich al een Strind (tafeltje) en een Hemnes (tv-meubel) bevinden, en kijk toe hoe haar ogen met toenemende vertwijfeling over de vakken gaan. ,,Boven lag ie nog wel”, zegt ze, een weetje dat wordt beaamd door een employee achter een statafel met computer. En ja, dan moet je in een stief half uur weer de hele winkel door om zo’n ding te pakken te krijgen. Zo werkt dat bij Ikea.
Voor de groothandel in gevoelens zijn we allebei niet in de wieg gelegd. Kleine zelfstandigen in emoties zijn we, mijn dochter en ik, die hun koopwaar maar moeizaam uitventen. Daarom kan ik het ook zo goed begrijpen dat ze opa liever een brief schrijft, dan hem te vertellen hoeveel ze van hem houdt. Geen afscheidsbrief, benadrukt ze in de eerste zin, want ze hoopt hem nog heel lang bij zich te houden. Maar eigenlijk weten opa en zij wel dat dit ijdele hoop is. Met een verbijsterende snelheid wordt zijn lijf aangetast door tumoren die zich, ook voor de medici, zo lang verborgen hebben gehouden.
De crisis in de bouw is bij me aan tafel geschoven. De man van de parketshop weet bij de koffie precies te vertellen welke aannemers, toeleveringsbedrijven en doe-het-zelfmarkten bij ons in het dorp op omvallen staan. We nemen er een plak cake bij om de gepaste stilte die op deze sombere vooruitzichten volgt, in een begrafenisstemming weg te kauwen. ,,En wat doet u eigenlijk voor de kost?”, wil mijn tafelgenoot tussen twee happen door weten.