Wacht maar tot je vader thuiskomt. Met dat dreigement maakte mijn moeder in de regel een eind aan ongeregeldheden bij ons thuis. De momenteel weer oplevende discussie om het slaan van kinderen bij wet te verbieden, was aan haar niet besteed. Ze sloeg nooit. Dat besteedde ze uit.
Als dreigement stelde ‘Wacht maar tot je vader thuiskomt’ niet veel voor. Mijn vader had weliswaar geen principiële bezwaren tegen de pedagogische oerknal voor je kop, hij was geen voorstander van uitgestelde straffen. Op het moment zelf dat je je, om welke jou moverende reden dan ook, niet aan de huis- of aan zijn regels hield (zijn en de huisregels kwamen opvallend vaak overeen) kon hij uithalen. Later straffen had volgens hem geen zin. De lijfstraf was dan ook geen ritueel (zoals in de televisieserie Bartje, waar de kinderen zelf de klabatse moesten halen waarmee ze werden afgetuigd), maar een volkomen impulsieve handeling. Op actie volgt reactie.
Hij hield ook niet van straffen die langer duurden dan de tijd waarin je zo’n corrigerende uithaal incasseerde. Waar vriendjes een week lang binnen moesten blijven of andere vormen van beperking van de bewegingsvrijheid ondergingen, wreven wij een paar keer over ons oor (meestal het linker, m’n vader was rechts) en gingen over tot de orde van de dag. Want met het uitdelen van de knal was de kwestie voor hem ook afgedaan.
Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling vindt nu deze pedagogische tik niet meer van deze tijd. Het meldpunt kreeg vorig jaar ruim 20.000 gevallen van kindermishandeling voorgelegd, en is ervan overtuigd dat dit maar een kwart van alle gevallen betreft. Het pleit er dan ook voor elke vorm van slaan van kinderen bij de wet te verbieden. Als de uitvinder van het befaamde drie-fasen-bevel om bij mijn jongste nazaat absolute (nou ja, relatief absolute) gehoorzaamheid af te dwingen (langzaam tot drie tellen en als er bij drie nog niet gehoorzaamd wordt, verantwoord uithalen) heb ik daarover mijn twijfels.
Het drie-fasen-systeem moet het vooral hebben van de afschrikkende werking van de pedagogische tik bij tel drie. In wettelijke bepalingen kun je ook geen rekening houden met het individu. Mijn dochter (9) heb ik nooit een tik hoeven geven. Zelfs als kruipende kleuter begreep ze de redelijkheid van het woord en stopte, als je daar alleen maar vriendelijk om vroeg, geen tosti’s in de videorecorder, bleef met haar handen van de stereo en nam steeds maar één chocolaatje tegelijk van het schaaltje op tafel.
Die tot tevredenheid van alle partijen werkende regeling werkte niet bij de tweede. Hij was als baby al uitermate onredelijk als het ging om het vaststellen van zijn grenzen (onze grenzen, eigenlijk) en die handicap torst hij als vijfjarige nog steeds met zich mee. Hij reageerde aanvankelijk met gejank en gekrijs op welk verbod dan ook, en nu hij verbaal een stuk begaafder is geworden, bedient hij zich van taalgebruik waarvoor zelfs een Gilles de la Tourette-patiënt zich zou schamen.
Heb ik bij het afdwingen van gehoorzaamheid alternatieven voor het drie-fasen-bevel als dat bij wet wordt verboden? Ik vind zelf van niet. Bij de meeste alternatieve straffen (ga naar je kamer, een week geen Lego Racen op de computer, geen tv kijken) zit je zelf uren, dagen of weken (al naar gelang de tijdsduur van de straf) in het gedrein van iemand die de redelijkheid van de straf niet inziet.
Praten dan? Onze laatste discussie over goed en kwaad eindigde met zijn vaststelling: ‘Ik wil niet wat jij wilt’. Waarmee we allebei wel zo’n beetje waren uitgepraat.
Nu hij groter wordt en de zwaarte van zijn overtredingen gelijke tred houdt met zijn lengte, bespeur ik bij mezelf iets van de impulsiviteit waarmee mijn vader corrigerende tikken uitdeelde. Uit zelfbescherming (en die regels mogen van mij gerust in de wet worden vastgelegd) heb ik me daarom wel aangewend alleen uit te halen met de twee vingers van mijn rechterhand (de wijs- en de middelvinger die ik strak tegen elkaar houd) en bij de slaande beweging alleen de pols (niet de arm) te bewegen, waarmee de slagkracht aanzienlijk wordt beperkt.
En als ik het helemaal niet meer weet, heb ik nog altijd één grote opvoedkundige troef achter de hand.
Wacht maar tot je moeder thuiskomt!
Uit de krant van 22 oktober 2001.
Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.