pictogram-verboden-plassen-600x600Van sommige levensvragen had je niet kunnen bedenken dat ze ooit je pad zouden kruisen. Zo worstel ik momenteel met de volgende kwestie: hoeveel maanden na het zindelijk worden van mijn zoon krijgt hij de volgende uitdaging, de edele kunst van het staand plassen, onder de knie? Met opzet spreek ik van edele kunst, want ten onrechte proberen gemeentebesturen en organen belast met de openbare orde het rechtstandig urineren te associëren met wild plassen, om het daarmee in een kwaad daglicht te stellen.

Staand plassen wordt allerwegen als geen kunst beschouwd. Maar probeer het maar eens (bij voorkeur in een druk bezochte lokaliteit waar een hele rij geschakelde urinoirs tegen de muur is bevestigd) als er tegelijkertijd ter linker- en ter rechterzijde van je twee vreemde kerels tussen de schotjes plaatsnemen. Dan besef je dat staand plassen niet alleen een fysieke maar ook een psychische aangelegenheid is.

Staand plassen is iets wat moet worden aangeleerd. Dat gebeurt allereerst op de manier waarop zoveel in de opvoeding tot stand komt: door het navolgen van het goede voorbeeld. Ik maak er normaal geen gewoonte van, maar onder deze omstandigheden duld ik mijn 3-jarige nazaat tijdens het urineren in mijn onmiddellijke nabijheid. Niet te dicht natuurlijk, want iedereen die wel eens in een korte broek staand heeft geplast weet dat, vanwege de dodelijke sproeinevel, de afstand tussen pot en plasser niet groot genoeg kan zijn.

De tweede fase is het zelf proberen. Dan komen we meteen al bij de eerste handicap: de hoogte van de toiletpot. Met enige moeite is het, op de tenen staand, net mogelijk het plassertje boven de rand uit te krijgen, maar helemaal ideaal is dat niet.

Freek de Jonge dichtte eens: ’Ik plas altijd bijzonder traag, als kind kwam de bril een keer omlaag.’

Omgekeerd evenredig aan de hoogte van de pot is de lengte van het plasorgaan. Slechts met enige moeite is dit voor een peuter in de derde fase tussen duim- en wijsvinger te krijgen, wat zo’n eerste staand-plassen-sessie aanmerkelijk bemoeilijkt. In de vierde fase behandelen we het uitoefenen van de juiste druk tussen duim- en wijsvinger. Als je te hard knijpt, komt er niks uit (probeer dit maar eens uit bij een tuinslang), en bij halfslachtig knijpen kan de richting van de urinestraal op verrassende wijze worden afgebogen. De vijfde fase behelst het geraken in het stadium van de al eerder gepredikte geestelijk rust, die het mogelijk maakt de toegang tot de blaas te ontsluiten.

Na enkele maanden van het op ongeregelde wijze oefenen van de edele kunst van het staand plassen laten de vorderingen nog te wensen over. De keren dat mijn zoontje het zelfstandig staand heeft gedaan, beperken zich tot het strand. Dat gaat dan als volgt: op veertig meter van de vloedlijn laat hij zijn zwembroek op zijn enkels zakken, waggelt onder toenemende publieke belangstelling als een zwangere pinguïn naar de waterkant, spreidt zijn benen zover mogelijk en laat (met losse handen) zijn plas in de aanrollende golfjes lopen.

(Moeders met kleine kinderen halen hun kroost schielijk uit het zwin, dodelijke blikken in onze richting werpend.)

Waar het bij het oefenen is misgegaan, viel voor mij tot nog toe moeilijk te analyseren, totdat mijn echtgenote en mijn zoon mij vorige week maandag op de fiets begeleidden tijdens mijn hardlooprondje van een kilometer of twaalf. Mijn nazaat droeg in zijn kinderzitje de bidon met water die mij vanaf een kilometer of acht als levenselixer zou moeten worden aangereikt. De slurpgeluiden van boven de bagagedrager hadden mij het eerste half uur al enigszins moeten verontrusten, maar pas toen hij halverwege het duinpad luidkeels begon te kreunen dat hij moest plassen, besefte ik dat de complete watervoorraad zich had verplaatst van mijn bidon naar de blaas van mijn zoon. Terwijl ik doorliep, stopte mijn echtgenote voor de sanitaire stop. Na enige tijd reden ze me weer achterop, waarbij ik er mijn verbazing over uitsprak dat mijn zoon in zijn onderbroek in het kinderstoeltje had plaatsgenomen. Een natte onderbroek. De bovenbroek hing over het stuur te drogen.

Zoals ze gewend was bij onze dochter, had ze voor het plassen zijn beide broeken op de enkels laten zakken en hem daarna in de knieholten beetgepakt om hem zwevend tussen hemel en aarde zijn behoefte te laten doen. Het plassertje koos vervolgens een onnavolgbare baan, om de inhoud van de blaas niet in het duinzand maar op zijn kleding te ledigen.

Geen wonder dat mijn zoon na vijf maanden oefenen nog steeds plast als een meid.

 

Uit de krant van 17 juli 2000