maxresdefaultZelf had ik het ook liever anders gezien. Als mijn neef met zijn Bob de Bouwer-prentenboek het voorleesrondje in de familiekring heeft gemaakt, stopt hij bij mijn stoel, strekt een mollig vingertje naar mijn iPhone en brabbelt ‘Bier drinken’. Na twee tikjes op het iBeer-icoontje vult het scherm zich borrelend en schuimend met gerstenat, om langzaam weer leeg te lopen zodra hij het met glimmende oogjes als een glas aan zijn mond zet. En dan komt het mooiste, zeker voor een 2-jarige: de ver achterin de huig geproduceerde boer die zich secondenlang een weg zoekt uit het speakertje van mijn telefoon. Excuses!

Voorlezen is, hoe zeg je dat tegenwoordig, niet mijn ding. De eerste keer dat ik zelf ook kennisneem van een aan de kinderliteratuur ontsproten verhaal van een mol die op zijn kop wordt gepoept of van een kikker die het koud heeft, kan het me nog wel boeien. Maar ergens tussen de tiende en de vijfentachtigste keer dat zo’n uitbundig geïllustreerde anekdote moet worden herhaald, verlies ik mijn belangstelling. Ga ik er dingen bij verzinnen. Het boek op z’n kop houden. En dat is geenszins de bedoeling. Alles moet precies hetzelfde, alle 85 keren achter elkaar. Daar ben ik onvoldoende op getraind. Het is bij ons thuis mijn eega die op aarde is gekomen om privé en beroepshalve aan leesbevordering te doen.

Niet willen voorlezen is een van de laatste taboes in de opvoeding. Het vergt een zekere mentale hardheid om aan zo’n aandoenlijk mannetje van nog geen twee turven hoog botweg ‘nee’ te verkopen als hij zich met drie kloeke boekwerken in een volle woonkamer behaagziek tegen je knieën aanschurkt. Dat was het moment dat ik hem, zoals de indianen ooit door onze voorvaderen werden gepaaid met vuurwater, het ‘iBeer’ op mijn iPhone als alternatief en zoenoffer aanbood. Niet één keer, niet twee keer, maar 85 keer. Want virtueel bier drinken en boeren verveelt ook nooit.

Maar na een tijdje liet ik hem zien dat mijn slimme telefoon ook You Tube-filmpjes met Kabouter Plop of de Teletubbies kan afspelen. Dat je er gitaar op kunt spelen. Hem kunt veranderen in een doosje TicTac, dat ook nog rammelt als je ermee schudt. Of in een sjoelbak. Een bowlingbaan. Een schiettent met eendjes. Een skischans. Een aansteker. Een spuitbus. Een flipperkast. Een racebaan. Een vogelgids met geluiden. Een schaakbord. Een zaklantaarn. Mastermind. Boter, kaas en eieren.

Honderdduizenden van deze Apps zijn er inmiddels voor de iPhone te downloaden en ik weet, het pleit niet voor me, dat ik een heel eind op weg ben om ze allemaal naar binnen te slurpen. Gratis, of tegen te verwaarlozen bedragen die op jaarbasis nog behoorlijk kunnen oplopen. Voorheen mocht mijn wederhelft nog weleens kanttekeningen bij dit gedrag plaatsen, maar nu hef ik verontschuldigend mijn handen ten hemel als ik haar op het scherm een rotje laat zien waarvan het lontje spontaan tot ontbranding komt, zich sissend een weg vreet naar het kruit, met een daverende knal tot ontploffing komt en de tekst ‘Happy New Year!’ in beeld brengt.

‘Kijk, leuk voor neef Mats.’

Of een foto van haar gezicht maak die vervolgens wordt opgebouwd in allemaal kleurige Lego-blokjes.

‘Leuk voor neef Mats.’

Of mijn iPhone verander in zo’n ouderwetse draaischijftelefoon.

‘Leuk voor neef Mats.’

Of in een vijver met peperdure koikarpers die alle kanten opschieten als je met je vinger het wateroppervlak laat rimpelen.

Bob de Bouwer mag dan een handige bliksem zijn. Hier kan hij met zijn gereedschapskist mooi niet tegenop.

Onbegrip is er niettemin ook.

Nee, geen kwaad woord over neef Mats. Mijn vrouw vindt mij de grote kleuter.

 

Uit de krant van 7 januari 2010.