huiswerk-opvoeden-kinderen-budgettips-www.budgi_.nl_-780x399Ouders van opgroeiende kinderen hoeven voor hun psychotherapie de deur niet uit. Ze gaan dagelijks aan de eettafel in analyse. Dit keer neemt mijn eega op de virtuele sofa plaats. De dienstdoende psychiater is mijn 12-jarige dochter. Haar analyse luidt: “Mijn moeder is huiswerkgestoord. Ze kan het niet aan dat ik op de middelbare school zit.” De weg naar genezing is geen gemakkelijke. Morgen eerst maar weer een vervolgconsult.

Wat doet een huiswerkgestoorde zoal de hele dag? Ogenschijnlijk leidt hij of zij een normaal leven. De gestoorde verzorgt zich goed, kan een baan hebben en gedraagt zich niet agressief ten opzichte van de medemens. De stoornis manifesteert zich voornamelijk binnenshuis. Hoe dan? Daar heeft mijn dochter een goed beeld van. Een huiswerkgestoorde begint de dag door een middelbare scholier in het gezin aan te spreken met de vraag: “Heb je gisteravond je huiswerk gemaakt?” Als de scholier thuiskomt, vraagt de gestoorde: “Heb je nog huiswerk?” Als de scholier even de Donald Duck leest om bij te komen van een vermoeiende dag, vraagt de gestoorde: “Moet je nog niet aan je huiswerk?” En als de scholier na het avondeten de tv wil aanzetten, roept de gestoorde: “Eerst je huiswerk!” Als de scholier in het weekeinde een vriendin of een neefje wil bellen om langs te komen, zegt de gestoorde: “Dat mag pas als je je huiswerk af hebt.”

Dat de dienstdoende psychiater in dit geval ook het enige slachtoffer van de gestoorde is, doet volgens mijn dochter aan de ernst van de stoornis niets af. Naar een afdoende behandeling is zij nog zoekende. Vooralsnog reageert ze op elke vraag met de term ‘huiswerk’ door diep te zuchten, de ogen (en soms ook de handen) naar de hemel te richten en (naarmate de dag vordert in toenemende mate geagiteerd) te laten weten dat ze oud en wijs genoeg is om dit allemaal zelf te regelen.

Gedurende mijn eigen middelbare schooltijd ben ik door mijn ouders opgevoed in wat ik laatst door een psycholoog omschreven zag als ‘liefdevolle verwaarlozing’. Ik kan me niet herinneren dat er ooit naar mijn huiswerk is gevraagd. Dat leidde ertoe dat ik met de minimaalste inspanningen eerst de mavo en daarna de havo doorliep. Wat ik tot het examen aan onvoldoendes had gescoord, haalde ik bij het centraal schriftelijk op door mijn uitzonderlijke begaafdheid om multiple choice-vragen goed te gokken. Als de Lotto door het ministerie van onderwijs werd geëxploiteerd, stond ik deze maand in de bovenste helft van de Quote 500.

De gestoorde ziet angstaanjagende overeenkomsten tussen mijn karakter en dat van mijn dochter. Zij wijt mijn weigering om – in de uren dat zij er vanwege haar werk fysiek niet toe in staat is – te informeren naar het huiswerk, als een restproduct van mijn eigen gemakzucht. Zelf put ik mijn vertrouwen dat het allemaal wel goed komt, uit het antwoord dat mijn oudste nazaat ooit in een vriendenboekje schreef achter het trefwoord ‘Hobby’s’. In alle ernst noteerde ze: ‘Hoge cijfers halen.’ Dat was op de basisschool en op de middelbare school is dat inmiddels van een hobby in een sport veranderd. Met vriendinnen uit haar klas is zij in een competitie verwikkeld om elkaar op elke tiende punt die de één minder scoort dan de ander, te vernederen. Met een 8,9 loop je in dit gezelschap kans om als een randdebiel te worden afgeschilderd.

Als onbezoldigd huispsychiater kan ik me hierover meer zorgen maken dan om de afwikkeling van de in de schoolagenda genoteerde opgaven. Als mijn eega bij thuiskomst bij mij informeert of er boven – mijn dochter zit met een klasgenootje op haar kamer – aan het huiswerk wordt gezeten, haal ik dan ook ongeïnteresseerd mijn schouders op. Geen idee. Het zal me een zorg zijn.

Voor de gestoorde is dit aanleiding de trap op te gaan om poolshoogte te nemen.

“En?”, informeer ik – voor mijn doen belangstellend – als de patiënt weer naar beneden komt.

“Ze doen op internet een cursus ‘Tongzoenen in tien stappen”’, zegt de gestoorde.

Als dienstdoende huispsychiater vind ik dat het met mijn dochter de goede kant op gaat.

 

Uit de krant van 22 november 2004.